Papoea-Nieuw-Guinea
3 t/m 21 september 2014
PAPOEA-NIEUW-GUINEA, officieel de 'Onafhankelijke Staat Papoea-Nieuw-Guinea', is een land in Oceanië en beslaat het oostelijk deel van het eiland Nieuw-Guinea. Het is één van de laatste ongerepte gebieden. Het is grotendeels bedekt met regenwoud en grote rivieren. Er leven stammen die nauwelijks met de buitenwereld in aanraking zijn geweest. Er zijn wel duizend verschillende stammen, ieder met een eigen taal, kleding en tradities; ze liggen ver uiteen en hebben weinig contact met elkaar. Het is dan ook niet vreemd, dat de slechts ruim zes miljoen inwoners meer dan achthonderd verschillende talen en dialecten spreken. Stammenoorlogen worden nog steeds op traditionele wijze beslecht. De meeste bewoners in de bergen leven nog hetzelfde als honderd jaar geleden.
Hun dansfeesten, de zogenaamde 'sing-sings', waarbij de mensen zichzelf beschilderen en met veren en kettingen tooien, zijn zeer kleurrijk en indrukwekkend.
Route in Papoea.
Woensdag 3 septemberNaar Port Moresby
We gaan (alweer) naar Azië. Hoofddoel is dit keer Papoea-Nieuw-Guinea, een groepsreis van Dimsum. Omdat we toch tijd genoeg hebben, besluiten we om eerst een paar dagen naar Bali te gaan om te wennen aan het weer en het tijdsverschil. Het liefst vliegen we op een christelijke tijd naar PNG en dat lijkt het beste te gaan vanuit Cairns in Australië. Vanuit Bali kunnen we daar via Darwin naar toe vliegen en omdat we daar dan toch zijn, maken we een rondtour door het Top End, het noordelijk deel van de provincie Northern Territory. In Cairns blijven we een paar dagen om het Groot Barrièrerif te bezoeken.
Ons vliegtuig vanuit Cairns is een De Havilland dhc-8 waar bijna tachtig mensen in kunnen. Het is niet druk, we zijn maar met z'n tweeëntwintigen; een kwart gevuld dus. Het is onze slechtst bezette internationale vlucht ooit. Het personeel heeft alle tijd voor ons en we krijgen eten en zoveel drank als we willen. Ze komen regelmatig met de fles langs.
Het is een kleine twee uur vliegen en zonder problemen landen we in PNG. Er is ons verteld, dat we een 'visa on arrival' zouden konden kopen voor 100 kina (€ 30). Later hoorden we, dat het US$ 60 kost en dat je die contant bij je moet hebben. Die hebben we niet en we besluiten om maar te zien hoe het zal gaan. Iemand voor ons betaalt aan het loket met een creditkaart, dus dat kan ook blijkbaar. Dan zijn wij aan de beurt en de mevrouw achter de balie kijkt naar onze paspoorten en wuift ons zo verder. We hoeven niets te betalen. Wie het snapt, mag het zeggen. Een Amerikaan staat achter ons en hoeft ook niet te betalen. Hij vertelt, dat hij hier al voor de vijfde keer komt en dat de condities telkens anders zijn. Op dit moment hoeven Amerikanen en Europeanen niet te betalen, vanwege een of andere handelsbetrekking met PNG. Handig nietwaar.
We zijn nog nooit zo snel ergens het land ingekomen. Dat komt natuurlijk ook door het kleine aantal passagiers. Port Moresby wordt niet helemaal veilig geacht voor buitenlanders en daarom is het gebruikelijk, dat je wordt opgehaald door iemand van het hotel. We hebben gekozen voor een hotel pal naast het vliegveld, het Airways Hotel. Lekker dichtbij en zoveel vliegtuigen komen hier niet per dag, dat je er last van zou hebben. Het is buiten bewolkt, warm, vochtig klam. Gelukkig is hier dezelfde tijd als in Cairns, zodat we niet weer hoeven te wennen aan een andere tijd.
Het hotel is groot en luxe (en duur) en bij de ingang staan bewakers met grote geweren. We krijgen een mooie ruime kamer met zelfs een nespresso-apparaat. Lekker. We gaan op zoek naar de ATM in het hotel, want op het vliegveld zijn we vergeten te pinnen. We verdwalen, want het hotel is niet helemaal logisch opgezet. Een plattegrond zou handig zijn geweest. Maar natuurlijk komen we er en we kijken verder rond. Op de zevende etage is buiten een restaurant en een zwembad. We kijken uit op het vliegveld en op de voorgrond, op de grond van het hotel, of liever gezegd in de lucht, hangt een oud vliegtuig. Een heel apart gezicht.
Bij het inchecken hebben ze een heel verhaal gehouden, waarvan we lang niet alles onthouden hebben. Maar hebben we goed gehoord, dat er tussen 17:00 en 19:00 uur gratis champagne wordt geschonken? En dat klopt. Martijn wil eigenlijk liever bier, maar dat hebben ze niet. Er is alleen champagne. En hapjes. En zodra er nog maar een bodempje in je glas zit, komen ze bijschenken. Het moet niet gekker worden! Een pianist speelt wat deuntjes. We grijnzen naar elkaar en laten het ons goed smaken.
We eten boven buiten waar je kunt kiezen uit een buffet of een paar andere gerechten. We gaan voor het buffet en nemen vooral sushi's en verse tonijn. Superlekker. Er is ook nog een prachtige toetjestafel met allerlei soorten cakejes en zoetigheden. Dat kan Lia niet zo bekoren. We drinken er een plaatselijk biertje bij, maar dat is niet zo lekker. Het smaakt naar alcoholvrij, terwijl er toch 4,5 % inzit.
Donderdag 4 septemberNaar Rabaul
Vandaag vliegen we naar Rabaul, dat op het eiland New Britain ligt. Vorige week is daar de vulkaan Tavurvur uitgebarsten, maar volgens berichten in de krant vliegt alles gewoon weer. We zijn benieuwd.
Rond het middaguur laten we ons naar het vliegveld brengen en checken in. Het gaat allemaal supersnel. In de wachtruimte ontmoeten we onze medereizigers: Willem en Mirja, die we vorig jaar in de Molukken hebben ontmoet, Henk en Vlaamse Kristina.
In anderhalf uur vliegen we in een Fokker 100 naar Rabaul; het vliegtuig zit maar een kwart vol. Het water mag gewoon mee aan boord. Zonder vragen krijgen wij een plaats bij de nooduitgang, zodat we veel beenruimte hebben. We zien niet zo veel door de bewolking die er hangt. Jammer. We worden opgehaald en met een busje naar Kokopo Beach Bungalow Resort gebracht. In een tuin staan huizen waar vier appartementen in zitten, die ieder aardig ruim zijn. Een grote kamer, keukenhoekje, ruime badkamer, balkon met uitzicht op zee. Fijn. Er zitten een heleboel gekko's.
In het restaurant beneden mogen we een maaltijd van 85 kina per persoon uitzoeken (eten zit bij de reissom in). Alleen eten, de drank moeten we altijd zelf betalen. De rest van de reis kunnen we overal alles van de kaart eten, ongeacht de prijs.
We proberen een ander soort bier, maar dat smaakt hetzelfde als de vorige. We wennen er al wel aan.
Om 19:30 uur vertrekken we om ergens in een dorpje vuurvliegjes te gaan zien. We rijden eerst een stuk over de redelijk goede asfaltweg, daarna dwars door de bush. Eigenlijk jammer, dat het donker is, anders zouden we wat meer zien. Het is nog een heel stuk rijden, maar dan ineens is er een soort toegangspoort en zien we een paar rieten hutjes en wat mensen. Deze mensen blijken bij een groot dorp in de buurt te horen, maar vinden het daar met ongeveer duizend inwoners te druk. Ze leven nu teruggetrokken en hebben helemaal niets. Ze leven van de natuur. Ze gaan ons voor op een donker pad en we zien een boom die een knipperende kerstboom lijkt. Een heleboel van die vliegjes flikkeren tegelijkertijd aan en uit. Fascinerend. Verderop is nog zo'n boom. Een wandeling zo dwars door het woud in het donker heeft ook wel wat. Het is nog steeds warm en het zweet loopt in straaltjes over onze ruggen.
Vrijdag 5 septemberRabaul
Als ontbijt kiezen we fruit: ananas, watermeloen, papaja en banaan. Samen met een sapje, thee en koffie vinden we dat genoeg. Als we niet uitkijken, groeien we hier nog dicht.
We maken met gids Walter een tocht over het eiland. Eerst naar wat overblijfselen uit de wereldoorlog: oude boten en diepe gangen die door de Japanners werden gebruikt. Het regent intussen behoorlijk en de gids is zo attent geweest om zeven grote paraplu's in de auto te leggen. Door de regen hebben we geen zicht op de vulkanen.
In Rabaul bekijken we het museum, dat bij de grote vulkaanuitbarsting in 1994 verwoest is geweest. Toentertijd is er een meter zwarte as gevallen. Bij de uitbarsting van vorige week bleef dat beperkt tot een bruine brokkelige laag van dertig centimeter. Alle planten die onder de as bedekt zijn geweest, zijn bruin verbrand. Vorige week is al veel as weggeschept en de laatste resten zijn door de regen verdwenen. Men krijgt overheidshulp totdat de planten weer vruchten dragen. Zelf zeggen de mensen, dat de vulkanen veel nemen, maar dat ze er ook veel voor terugkrijgen in de vorm van vruchtbare grond. Er staan hier meerdere vulkanen bij elkaar en men weet niet beter, dan dat het voortdurend rommelt.
De laatste uitbarsting was twee dagen tevoren voorspeld en de mensen waren op tijd weggetrokken, zodat er geen slachtoffers zijn gevallen.
We gaan bij de vulkaan kijken, die momenteel weer slaapt. Door de uitbarsting is die nog helemaal warm en door de regen die vanochtend is gevallen (het is nu gelukkig droog en de zon schijnt een beetje), staat hij helemaal te stomen. Een heel bijzonder gezicht. Voor de vulkanen ligt een meer en aan deze kant borrelen allerlei potjes op. De grond is er rood, bruin en geel, het water borrelt en stoomt. Een prachtig gezicht.
We bezoeken nog een paar mooie uitzichtpunten en wat gedenkplaatsen van de oorlogen.
Overal proberen vrouwen armbandjes te verkopen. Wij zijn echter meer geïnteresseerd in hun gezichten. De kinderen zijn allemaal schattig met van dat typische papoea-haar en de volwassenen hebben veelal een rode mond van de betelnoten, waar ze de hele dag op kauwen.
Weer terug in het hotel bestellen we eten voor 17:15 uur, want op 18:00 uur vertrekken we naar een vuurdans, de Baining Vuurdans. We hebben het maar druk. Met een busje worden we daar naar toegebracht; het is nog een uur rijden. Midden in de rimboe, maar wel bij een dorpje brandt al een vuur. De kleinere jongens lopen er om heen en klieren met het vuur. Ze worden regelmatig door ouders tot de orde geroepen. Een groepje mannen zit apart met dikke bamboestokken. Als het vuur goed brandt, beginnen zij, al slaand met de stokken op een bamboetrom, te zingen. Een voor een komen de dansers tevoorschijn. De voorste is helemaal zwart geschilderd en heeft een rode punthoed met een pluim van een meter of twee. Voor het 'orkest' wordt even gedanst en dan verschijnt de volgende. Ze komen één voor één, dragen pakken van bladeren en grote maskers van eendenkoppen. Allemaal zijn ze anders. Ze dansen een poosje voor het orkest, alleen of in kleine groepjes. Daarna dansen ze om het vuur in een kring. Als het vuur alleen nog maar gloeit, lopen de dansers er door heen en schoppen de sintels alle kanten op. Dat gaat ruim een uur zo door. Op het eind komen ze allemaal nog eens terug en dansen nog een dansje. Daarna neemt de jeugd het over en lopen die allemaal door het vuur, om te oefenen voor later waarschijnlijk.
De gids die bij ons was, mocht niet veel vertellen over de dansers. Die zijn van een andere clan dan de hare en dan mag ze daar niet over praten. Ze vertelde wel, dat een paar jaar geleden iedereen nog naakt rond liep. Nu draagt iedereen kleren.
Het geheel is prachtig om te zien. We hadden sowieso die maskers niet verwacht; alleen vuurdansers. Hier een videoverslag.