Maandag 16 decemberNaar Tilba Tilba
Het is nog steeds bewolkt en dus vertrekken we meteen verder naar het zuiden naar Tilba Tilba zonder eerst naar een strand te gaan. Zonder zon is daar niets bijzonders aan.
Eerst rijden we naar Huskisson om te kijken wat we gisteren hebben gemist. Het is een wat levendiger plaatsje, maar ook klein. In het gras bij de zee zitten een paar steltlopers en meerdere roze kaketoes, die 'very common' zijn volgens het boek.
We rijden naar het zuiden en stoppen onderweg als we wat leuks zien. Het land is bedekt met erg groene heuvels en soms wat loofbossen. De asfaltweg is prima en het is er vrij rustig. Soms komen we door plaatsen met leuke namen als Lilli Pilli, Ullabulla, Bessiebelle en Rimbimbie.
We willen koffie gaan drinken in Batesman Bay, maar daar is overal betaald parkeren en aangezien wij zuinige Hollanders zijn, rijden we door. Een paar mannen staan het verkeer te regelen, maar het lijkt of ze geen besef hebben waar ze mee bezig zijn. Als ze er mee op houden, kunnen we eindelijk doorrijden, maar rijden we de andere kant op als iedereen. Daardoor komen we onverwacht op de kustweg terecht. En die is wel heel mooi. Erg jammer, dat de zon nog steeds niet schijnt, want anders zou het water, volgens allerlei folders, heel erg mooi moeten kleuren.
Volgens een berichtje uit een folder in Nederland zou Mogo een leuk en gezellig oud mijnwerkersplaatsje zijn. We parkeren de auto en binnen vijf minuten zitten we er weer in. Niets gezien van een oude mijn of iets dergelijks; alleen maar commerciële winkels zij aan zij. Het lijken wel Chinezen. Die kunnen ook van niets een grote poppenkast maken.
We rijden door naar Narooma en vragen bij het informatiecentrum naar de eetgelegenheden in Tilba Tilba. Wij hebben daar een B&B en zullen dus ergens anders moeten eten. Er is daar helemaal niets, zegt die mevrouw en we gaan boodschappen doen. We kopen brood, gerookte zalm, fruit en bier. En rijden dan het laatste stukje. Two Stories B&B blijkt niet in Tilba Tilba te zitten, maar in Central Tilba. Een heel klein plaatsje. Als we dat binnen rijden, ziet het er wel erg leuk uit. Meteen op de hoek staat de accommodatie en we zijn snel ingecheckt. Er zijn maar drie kamers en wij zijn de enige gasten. Erg gedateerd ingericht met in de slaapkamer allemaal roze bloemen en kantjes en frutsels. Echt Engels. Naast onze slaapkamer hebben we daardoor het alleengebruik van een huiskamer en keuken. We zitten de boodschappen en drank in de koelkast en lopen het dorp (die ene straat) in. Het lijkt wel of we vijftig jaar terug in de tijd terecht gekomen zijn. Bij het B&B hoort een kleine winkel, een oud tankstation (dat er antiek uitziet, maar zowaar blijkt te werken als we goed kijken) en een postkantoor. Dat laatste heeft aan de buitenkant allemaal kleine postbusjes voor de bewoners. Er naast hangt een ouderwetse rode brievenbus en voor het gebouw staat een oude telefooncel, die het ook nog doet. Aan de overkant van de straat zijn de openbare wc's. De andere huizen en winkeltjes zijn allemaal van hout en in verschillende kleuren geschilderd. Het geheel ziet er heel idyllisch en erg Brits uit. Wat kleine winkels met, natuurlijk, theepotten en tearooms zijn er, maar ook een kaasfabriek. We kunnen het niet laten om daar wat van te kopen voor bij de borrel van zo meteen.
Daarna relaxen we in de huiskamer en bekijken alvast de route voor morgen.
Dinsdag 17 decemberNaar Lakes Entrance
Het is zonnig en 23°. Lekker. We rijden naar Tilba Tilba om te zien wat dat dan is. Drie huizen en een winkel. We moeten er om lachen.
We nemen de route langs de kust naar Lakes Entrance, richting Melbourne. Een mooie route en we maken regelmatig een stop om een kleine wandeling te maken en naar vogels te kijken. De weg is erg bochtig en prima om te rijden. Het is heel rustig op de weg. Soms zien we een huis, soms zelfs een dorpje en zowaar een enkel stadje. Nou ja, stadje. Bij ons zou het een dorp heten. De omgeving is erg groen en we zien veel koeien en schapen.
Onze volgende kangoeroe is ook dood en ligt langs de kant van de weg. Misschien is het een wallabie, want hij is niet zo groot. Het verschil is moeilijk te zien.
En dan, eindelijk, vlak voor Eden, zien we de eerste levende kangoeroes in de vrije natuur. Een grote groep licht gekleurde kangoeroes ligt lui midden op een grasveld te liggen. En even verderop steekt een kleine donkere wallabie de weg over.
Voor het eerst in zijn leven krijgt Martijn een alcoholcontrole. En dat om twee uur 's middags. We vragen ons af of ze daar veel zondaars zullen pakken.
Er is verder onderweg niet zo heel veel te zien, maar het merengebied bij Lakes Entrance is mooi. We zitten daar in een goot appartement midden in het dorp. We hebben ook hier een wasmachine en droger en maken daar dankbaar gebruik van. Het dorp is groter dan we verwacht hadden. Maar wat we niet verwacht hadden, is dat er geen café is en het restaurant dat open is, is wel heel duur. Bij de BWS (beer-wine-spirit) kopen we wat te drinken voor ons terrasje. Straks zien we wel voor het eten.
We kijken uit op het bijbehorende zwembad(je) en bomen vol met felgekleurde parkieten. De zon schijnt wel, maar het is niet zo warm meer. Eigenlijk wel fijn. We zitten hier prima, maar na vijven koelt het in de schaduw snel af.
Buiten voor het appartement is een zitje en we drinken daar wat. Tegen half acht vliegen daar de kaketoes rond in groepen van een stuk of twintig. De parkieten horen we schreeuwen. Zodra het donker wordt, vallen ze stil.
Bij gebrek aan een alternatief halen we voor het diner een portie fish and chips. Het is een grote portie en smaakt prima.
Woensdag 18 decemberNaar Walhalla
Eerst bezoeken we naar de supermarkt waar we lekkere broodjes en salami voor ons ontbijt halen.
We rijden vervolgens over de A1 naar Paynesville waar we voor AUD 10 de ferry naar Raymond Island nemen. Volgens verschillende bronnen moeten hier koala's zitten. We rijden een poosje rond en het is veel meer bewoond, dan we gedacht hadden. Het is eigenlijk een heel dorp. We letten vooral op de eucalyptusbomen, waar ze voornamelijk in moeten zitten. We zien verschillende kookaburra's, een ijsvogel van wel 50 centimeter groot, een vreemde grote gedrongen blauwtongskink, een soort hagedis zonder staart en met een grote knalblauwe tong, maar geen koala's. We proberen een extra een rondje en zien een roze kaketoe waar we voor stoppen om een foto te maken. En in de boom er naast zien we een koala. In de kruising van een paar takken hangt die lekker te hangen. Leuk! Twee tuinen verder zien we er nog een paar. Zodra we stoppen en uitstappen, doen ze hun ogen open. Verder zijn het vrij luie beesten. Niet zo langzaam als luiaarden, maar veel scheelt het niet. We hoeven dan ook niet bang te zijn, dat ze plotseling verdwenen zullen zijn. Een kleintje boven in de boom begint te piepen en moeders klimt naar boven om die op te halen. Samen gaan ze terug naar haar plaatsje in de boom. Mooi plaatje zo, moeder en kind.
Het is ondertussen lekker warm geworden, een graad of zevenentwintig. Gelukkig is de zon terug en is er geen bewolking.
We rijden door naar Walhalla, een oud mijnwerkersplaatsje. Vroeger woonden er ooit 5.000 mensen; nu maar een handjevol. Het is een mooie, erg groene weg hier naartoe, vrij smal en bijna geen verkeer. Wel krijgen we een lekke band. We zetten de auto in de berm, want zo breed is het hier niet. Het verwisselen gaat snel en we kunnen weer verder. Walhalla is maar klein en we vinden het Wild Cherry B&B makkelijk. Bij aankomst is er niemand en zoals via een eerdere mail toegezegd, ligt de sleutel onder de mat en kunnen we naar binnen. Er staan hier welgeteld twee huisjes met een veranda. Voor het centrale deel hebben we prachtig uitzicht over de vallei. We zitten op ongeveer vierhonderd meter hoogte. Het is er stil; heel stil. Je hoort alleen de wind en de vogels. Vooral de lachende kookaburra's klinken ons heel vreemd in de oren. Veel witte kaketoes zien we overvliegen; soms wel groepen van tien, vijftien.
We lopen het dorpje door en vinden zowaar een kroeg. Deze plaats is veel en veel kleiner dan Lakes Entrance, maar er is wel een kroeg, met tapbier! Wat wil een mens nog meer. Het dorp telt maar zeventien (!) vaste bewoners, waarvan er drie kort geleden zijn komen wonen.
We hebben een diner besteld bij het appartement. Ze hebben voor dit soort gelegenheden een speciale kamer laten maken, terwijl er maar maximaal vier mensen zullen eten. Vandaag zijn we met z'n tweeën. Ze maken er wel werk van. De tafel is prachtig gedekt met heel mooi zilveren bestek en mooi glazen. We drinken een fles wijn. Een fles is even duur als drie glazen. We kunnen beiden kiezen uit drie voor-, drie hoofd- en vier nagerechten. Dat moeten ze dus allemaal twee keer in voorraad hebben.
Vooraf krijgen we een amuse en tussen de gerechten door ook een klein hapje. Brood zit in een stevige katoenen zak met hete stenen. Op tafel staan vier soorten zout (witte Maldon zeezout, lichtbruin Vintage Merlot zout, paars gerookt zout, geel citrus zout) en de boter komt van een plaatselijke boerderij. Het geheel is zeer verzorgd en vreselijk lekker. Bij het nagerecht van kazen neemt Lia een soort Australische port die in een heel apart glas met tuitje wordt geserveerd. Klasse!
Donderdag 19 decemberWalhalla – Baw Baw N.P.
We slapen elke dag een uur of negen à tien. Belachelijke gewoon. Thuis redden we dat van z'n leven niet.
Voor en tijdens het ontbijt zien we verschillende vogels die afkomen op gestrooide nootjes. Veel witte kaketoes, pennantrosella’s en ook een koningsparkiet, knalrood met donkere vleugels met groen vleug. Prachtig.
We rijden naar de autoparkeerplaats van Mount Erica. De laatste vijf kilometer gaat over een onverharde, prachtige weg. Onderweg zien we verschillende rode flitsen van de pennantrosella. Er staat zowaar een andere auto geparkeerd. We wandelen nu op ongeveer 1080 meter en lopen, een beetje ongemerkt, ruim honderd meter omhoog over een goed pad. Langs de kant staan felgroene metershoge varens en daar achter grijze eucalyptusbomen, zover je kunt kijken. Een mooi plaatje. Door de hoge bomen lopen we grotendeels in de schaduw. Wel lekker, want de temperatuur zal vandaag oplopen tot 34°. We komen aan bij Mushroom Point, zo genoemd naar de vele metershoge rotsen die vaag doen denken aan de vorm van een champignon. Het pad gaat een stuk steiler omhoog naar Mount Erica en lopen dat 100 meter hoger op. Dan vinden we het genoeg en draaien om. We moeten dezelfde weg terug, dus we kunnen stoppen als we willen. We zien veel witte bloemen, een paar kleine vogels en drie mensen.Totaal wandelen we tweeënhalf uur. In deze warmte is dat genoeg en we hebben het idee, dat we een beetje van het diner van gisteren eraf gelopen hebben. Het is wel grappig: langs de kant van de weg staan allerlei waarschuwingen voor gladde wegen en sneeuwkettingen, terwijl het buiten 34° is. In de winter (juni, juli, augustus) is het hier een skigebied. In alle kamers waar wij slapen, staan dan ook kachels en liggen er elektrische dekens op bed.
We rijden een stukje door naar de dam, maar daar is niet zoveel te zien. We gaan siësta houden.
Tegen vijven, als het wat afgekoeld is, wandelen we het noordelijke stuk van het dorp door. Oude houten, opgeknapte huisjes staan er. Er staan zoveel huizen, dat we niet kunnen voorstellen, dat hier maar zeventien mensen wonen. In de bosjes zien we twee liervogels met hun grote veren. We zien ze niet zo goed, want ze zitten een beetje in het donker.
In het café treffen we de halve bevolking aan. We beginnen ze onderhand te kennen: we weten wat ze drinken en in welke auto ze rijden. Iedereen stapt met drank op in de auto. We eten daar een hapje en drinken een fles wijn. Wij krijgen die in een koeler. Andere bestellen later ook een fles, maar die krijgen geen koeler. Misschien hebben ze er maar een.
‘Seven-up’ gaat naar huis en z'n hond springt in de auto.