Syrië - Jordanië
1 april t/m 29 april 1995
SYRIË is vierenhalf keer zo groot als Nederland en heeft 12,8 miljoen inwoners. Hiervan is 90% Arabier, waaronder een kleine groep bedoeïenen. In het noorden leven veel Koerden (6%) en Armeniërs (2%). Ongeveer 90% van de bevolking is moslim. Verder zijn er christenen (8%), waarvan het grootste deel Grieks-orthodox is, shi'ieten, druzen, alewieten en sunni-moslims.
Circa 10.000 jaar geleden ging men in het gebied van de Eufraat over op landbouw, het delven van koper en het vervaardigen van brons. Omstreeks 1450 voor Chr. ontstond het beroemde Ugaritisch spijkerschriftalfabet. Hier ligt de bakermat van de westerse beschaving: Mesopotamië.
JORDANIË is ruim twee keer zo groot als Nederland en heeft 3,4 miljoen inwoners, waarvan 60% Palestijn is. Velen zijn vluchtelingen uit Israël en de Westelijke Jordaanoever. Circa 96% is moslim. Het is er een stuk schoner en het ziet er allemaal wat beter uit. Engels is hier geen probleem. Geen getoeter van auto's meer, weinig gesluierde vrouwen. Meer westers dus.
Zaterdag 1 aprilNaar Damascus (Syrië)
Door de dochter van Wim, die met ons mee zal reizen, worden we om 14:30 uur opgehaald en naar het vliegveld gebracht. Het inchecken is niet goed geregeld, want we krijgen rokersplaatsen die niet meer om te ruilen zijn. Het valt tijdens de vlucht allemaal wel mee. In totaal zijn we met negentien man (negen vrouwen, tien mannen).
Na een tussenlanding in Amman komen we om 1:30 uur (een uur tijdsverschil) in Syrië aan. Een groepsvisum is snel geregeld (sneller dan voor de alleen reizende passagiers) en we zijn met z'n allen vlug de douane door. We worden opgewacht door Joseph Sein, onze reis(bege)leider van Baobab.
Na een rit van een half uur komen we in Damascus aan in hotel Venezia. Een goed hotel midden in het centrum, op loopafstand van de meeste bezienswaardigheden. We gaan meteen slapen, want je wordt toch wel moe van de reis.
Zondag 2 aprilDamascus
Om 9:30 uur ontbijten we gezamenlijk in het hotel: lekker brood, boter, geitenkaas, jam, eieren, olijven, koffie en thee. Ondertussen houdt Joseph een betoging over allerlei in Syrië. Vooral het geld is een probleem. Zwart wisselen is absoluut verboden en bij de banken duurt het erg lang. Daarom kunnen we bij hem eenmalig een bedrag wisselen, dat genoeg zou moeten zijn voor heel Syrië. Ondertussen heeft iedereen bij zijn bord een envelop gevonden met 500 Syrische Pond (ƒ 20) om de dag door te komen. De rest zouden we 's avonds krijgen.
Daarna gaan we met Wim de stad in. Damascus heeft 1,5 miljoen inwoners en veel ervan rijden in enorme oude auto's rond. We zien veel buick's, pontiacs, cadillacs, grote chevrolets. En allemaal rijden ze nog. Ongelofelijk. Voetgangers zijn er vogelvrij. We krijgen een goede conditie door het maken van sprintjes om de straat over te steken.
We lopen naar het Nationaal Museum, waar de toegangsprijs sinds kort verhoogd is van 10 naar 200 pond (ƒ 8). De kaartjes zijn nog niet aangepast, waardoor we er twintig de man krijgen. Het is een mooi museum, vrij groot, waar we alles een beetje snel bekijken. In de tuin bij het museum drinken we thee. Het is half bewolkt, half zonnig, met best een fris windje. Onze truien kunnen we wel aan hebben. We gaan terug naar het hotel, want Wim heeft verkeerde schoenen aan: hij wordt steeds lastig gevallen door schoenenpoetsers.
Vervolgens gaan we naar de oude stad die binnen de stadsmuren ligt. Hier is de belangrijkste souk, de Souq-al-Hamadiyyeh. We slenteren uitgebreid door de overdekte straatjes, waar vooral veel huishoudelijke voorwerpen en kleding te koop zijn. Later zien we tapijten en shoarmatentjes. Net voor de markt kopen we bij een bakker verschillende soorten koeken. Erg lekker.
In de souk bezoeken we de imposante Omayyadehmoskee, waar het hoofd van Johannes de Doper begraven zou liggen. We mogen zelfs in de gebedsruimte als Lia een zwarte mantel met capuchon aantrekt. Ook het mausoleum van Saladin uit 1193 bekijken we. Goed 15:30 uur gaan we terug naar het hotel voor een late siësta.
's Avonds eten we met de hele groep in de oude stad bij Old Damascus. Heel lekker: allemaal sausjes vooraf met grote ronde lappen brood, wat gefrituurde dingetjes erbij, salade. Als hoofdgerecht gegrilde kip, gehakt en lamsvlees. Als toetje een zoet gebakje met crèmevulling. Daarna maken we met z'n allen een wandeling door de oude stad. We zien veel verlichte moskeeën. Erg mooi. Terug in het hotel maken we met z'n vijftienen een fles raki soldaat en zitten we gezellig te kletsen.
Maandag 3 aprilNaar Palmyra
Na het ontbijt vertrekken we goed 8:00 uur met een enorme bus. We zijn met z'n twintigen en er kunnen vijftig mensen in de bus. We rijden door de woestijn naar de oase Palmyra, in de oudheid Tadmor genaamd. Dat was een zelfstandige stadstaat die onder de Romeinen vanaf de eerste eeuw voor Chr. tot bloei kwam. Het is een van de belangrijkste historische plaatsen in het Midden-Oosten. Als karavaanstad genoot hij veel bekendheid tijdens het bewind van de legendarische koningin Septima Zenobia (267 - 272 na Chr.).
Met z'n allen gaan we naar graftombes. De eerste is een graftoren die verschillende verdiepingen heeft waar de belangrijkste bewoners werden begraven. De tweede is een ondergronds graf van drie broers.
Als we bij de tempel van Baäl (de belangrijkste god van de stad) aankomen, blijkt die net gesloten. We gaan daarom eerst naar het hotel en eten wat: groentesoep voor Wim, spaghetti voor Martijn en een shoarmabroodje voor Lia. Samen met een fles water en thee toe: 380 pond (ƒ 15) met z'n drieën.
Daarna zwerven we door de oude stad. Het is erg indrukwekkend wat hier nog overeind staat: een grote straat met aan weerszijden pilaren, het theater, het Tetrapylon en de mooie toegangspoort. Ondertussen is de tempel van Baäl (oftewel de Beltembel) open en bekijken we die.
Na een half uurtje rust beginnen we aan de klim naar het Arab Castle, zo'n drie kwartier lopen. We zijn nog niet buiten of het begint te regenen en dat in een gebied waar soms twee of drie jaar geen regen valt. We worden er goed nat van. We laten ons er echter niet van weerhouden om naar boven te klimmen. Daar schijnt dan de zon en door de harde wind zijn we snel weer droog. We hebben een prachtig uitzicht over Palmyra met z'n oase, die er mooi bij ligt in het zonlicht. Naar beneden gaat sneller en om 19:00 uur zijn we terug in het hotel.
Na een lekker warme douche eten we met de hele groep mansaf, een typisch bedoeïenenschotel met rijst, kip en verschillende noten. Heerlijk. Samen met salade en cola 275 pond p.p. (ƒ 10). Tegen tienen gaan we naar bed om bij te slapen.
Dinsdag 4 aprilNaar Deir es Zor
Met een nieuwe, net zo grote bus vertrekken we om 7:30 uur richting Deir es Zor, dat aan de Eufraat ligt. Hier ligt de bakermat van de westerse beschaving: Mesopotamië.
We rijden meteen door naar Mari. Onderweg stoppen we in Deir es Zor waar we thee drinken en in Mayadin waar we op de markt wat boodschappen voor de lunch doen. We slenteren wat over de markt en zien zowat een hele geit binnenste buiten gekeerd op een tafeltje. De darmen liggen er naast. De meeste mensen willen niet op de foto vanwege hun geloof, maar sommige juist weer wel. Ook een paar gesluierde vrouwen hebben geen bezwaar. Wij zijn wel een bezienswaardigheid. Er komen hier maar weinig toeristen.
In Mari zijn opgravingen van een belangrijke stad uit 1750 voor Chr. Hier stond ooit het grootste paleis van Zimrilim. Een groot deel van het paleis is overdekt gemaakt om het te beschermen tegen de weersinvloeden. Er zijn een paar begrafenisurnen gevonden, waar men vroeger in foetushouding in begraven werd.
We rijden verder naar het zuiden naar Abukamal, de laatste plaats voor de Irakese grens. Even voorbij het dorp is de eerste van de drie wachtposten en mogen we niet verder. Iedereen even de bus uit om naar Irak te kijken (niets te zien). Dan weer naar het noorden naar Doura Europos, gesticht in 280 voor Chr. Dat is een fortcomplex met tempels en een citadel van hellenistische oorsprong. Het ligt mooi aan de Eufraat, negentig meter lager. Er staat een harde wind.
We overnachten in Deir es Zor, een klein stadje waar niets te beleven is. 's Avonds in het hotel eten we met z'n allen aan een tafel, hetgeen eigenlijk niet de bedoeling is. Maar wat we voorgezet krijgen smaakt prima en ze verkopen er koud, Syrisch bier! Heerlijk.
Woensdag 5 aprilNaar Aleppo
Om 7:30 uur vertrekken we met de bus naar de brug van Deir es Zor: een hele lange voor voetgangers en fietsers.
Daarna door naar een klein dorpje aan de Eufraat. Het valt ons op dat bijna iedereen (ook de vrouwen met hoofddoek en sluiers) wel op de foto wil. Dat is wel erg prettig. We wandelen een tijdje rond en we zien veel vrouwen op ezels. Erg leuk. Op het laatst mogen we, onder luid gejoel van de kinderen, de school bekijken. In de lerarenkamer krijgen we snoepjes. De onderwijzers spreken een beetje Frans.
Vervolgens rijden we door naar Halabieh, een oude Byzantijnse vesting. Omhoog klauteren gaat goed en we hebben een weids overzicht over de landerijen, de vesting en de Eufraat. Bovenop is het wel erg winderig. De rest van de dag is (eindelijk) zonnig, nog wel een beetje veel wind, maar het wordt beter. Naar beneden is oppassen geblazen, want er ligt veel los gruis en het is behoorlijk steil. Gelukkig komt iedereen heelhuids beneden.
Vlak voor Rasafeh lunchen we in een groot hotel: iedereen krijgt een komkommer en een tomaat, een gefrituurde geitenkaasdingetje en kippenvlees met patat. Rasafeh is een Romeinsbyzantijnse stad. Hier wandelen we een uur lang rond en vooral de cisternen en de basiliek zijn erg mooi.
Vlak voor Aleppo bekijken we een dorpje waarvan de huizen in de vorm van bijenkorven (tegen de hitte) gebouwd zijn. Het is erg vervallen. Alleen in sommigen wonen wat bedoeïenen.
Goed 19:00 uur komen we in het Toerism Hotel in Aleppo aan, een stad met een miljoen inwoners. Samen met Wim zoeken we een restaurantje en eten in een vrij chique tent. We zitten boven op een soort balustrade en aten kip, schaslik, tomaten, komkommer, veel brood en uiteraard een halve liter bier (ƒ 10 p.p.). Eigenlijk kun je in Syrië zowat alles eten behalve peterselie. Die schijnt schadelijke stoffen uit de grond op te nemen, die er niet af te wassen zijn.
Om 22:00 uur hebben we met de groep afgesproken om naar de citadel te gaan, zodat we de weg alvast een beetje kunnen verkennen. Met z'n elven gaan we op weg en komen met z'n tienen thuis. Frans is ons kwijt geraakt. Joseph had bij voorbaat al gezegd, dat als dat zou gebeuren, je gewoon een taxi naar het hotel moest nemen. Dat heeft ze dus gelukkig gedaan.
We wandelen bij de verlichte citadel rond en gaan daarna nog even de Yalbougha-al-Nasri in. Dat is het fraaie gerestaureerde badhuis uit 1491. Het is mannendag. De vrouwen mogen alleen maar in het prachtige voorvertrek komen; de mannen lopen door naar de echte badruimte, waar het enorm warm is. Om 11:20 uur zijn we terug in het hotel waar we tot 12:30 uur jenever (van Wim) en raki zitten te drinken. Gezellig.