Woensdag 2 juniBuchara
We gaan al vroeg de stad in (8:00 uur), want dan is het nog niet zo warm. Later op de dag wordt het wel weer zo'n 40º. We gaan eerst de gebouwen bij de Poi Kalyan-ensemble van binnen bekijken. Als we het plein oplopen, horen we 'Lia, Lia' roepen en dat blijkt Sitora te zijn, het meisje waar we gisteren thee hebben gedronken. De Kalyanmoskee (1514) is honderdzevenentwintig bij achtenzeventig meter en biedt plaats aan 12.000 gelovigen. Sinds hij in 1989 weer in gebruik is genomen, is het de belangrijkste moskee van Buchara. Tegenover de moskee staat de Mir-i-Arab-medressa met twee opvallende turkooizen koepels (1535). De Kalyanminaret is in 1127 gemaakt van bakstenen en is zevenenveertig meter hoog (toentertijd het hoogste gebouw ter wereld). De minaret werd niet alleen gebruikt om gelovigen op te roepen voor gebed, maar ook als lichtbaken voor de handelskaravanen in de nacht. De toren kreeg later de titel 'toren des doods'. Het was nl een uitstekende plek was om er criminelen, ongelovigen en overspelige vrouwen van af te gooien. Het liefst van tevoren opgesloten in een zak om 'rommel te voorkomen'.
Daarna lopen we naar het Samanipark en komen een 'kosh' tegen. Dat zijn twee dezelfde tegenover elkaar staande bouwwerken. De Abdullah Khan-medressa (1590) is gesloten en de Modari Khan-medressa (1567) is open. Binnen is niet zoveel te zien. Het blijkt een soort handwerkplaats. Een paar vrouwen zit er te borduren met gouddraad. In het Samanipark zijn veel schoolklasjes. Er is water om mee te spelen, een soort zweefmolen aangedreven door propellers en een reuzenrad. Wij bezoeken het mausoleum, het enige overgebleven bouwwerk van Buchara's bloeiperiode uit de tiende eeuw. Het is een van de oudste gebouwen uit de islamitische wereld en het eerste islamitische mausoleum. De lemen bakstenen worden bij elkaar gehouden door een specie van eierdooiers en kamelenmelk. Als we even in de schaduw op een bankje zitten, krijgen we gezelschap van een familie met vijf kinderen. De vader wil van alles weten, maar spreekt geen westerse taal. Met behulp van handen en voeten komen we toch een eind en het is eigenlijk wel lachen.
Op de bazaar in de buurt werden ook slaven verhandeld, maar nu worden er meer onschuldige producten als groente en fruit verkocht. Tussen de middag eten we in een tuin soep, sjaslieks, shis-kebab, brood en water voor 800 sum (ƒ 4).
We slenteren nog wat door de woonwijken op zoek naar de Balandmoskee, maar die kunnen we niet vinden. We besluiten om op de Lyab-i-hauz een pilsje te gaan drinken op een bed en kunnen dan meteen de ansichtkaarten schrijven. Je moet ze vanuit Buchara versturen, waar je de meeste kans hebt, dat ze aankomen en het schijnt minder lang te duren (zes weken) dan vanuit andere plaatsen. Later blijkt dat maar tien dagen te zijn.
's Avonds gaan we met de hele groep eten in de Nadir-Diranbeki-medressa. We zitten heerlijk buiten en het is een erg aangename temperatuur. We eten salade met tomaat, komkommer, kefir, nootjes, kersen, rozijnen, koolsalade, thee en water. IJs toe.
Donderdag 3 juniBuchara
Meteen als we buiten komen, voelen we dat er, in tegenstelling tot gisteren, geen wind staat. Al snel is het dan ook bloedje heet. Gelukkig wordt het tegen elven wat bewolkt, maar het blijft toch erg warm. Eerst gaan we naar de Chor Minar (vier minaretten). We hoorden dat gisteren een paar man van de groep de grootste moeite had om hem te vinden, maar wij lopen er zo naar toe. Het is een mooi gebouw uit 1807. Het is eigenlijk een toegangspoort tot een (niet meer bestaande) medressa. En daarom zijn het dus geen minaretten, maar gewoon torentjes.
Vervolgens gaan we op zoek naar Zindan, de stadsgevangenis. Twee Britse vredesmissie-soldaten werden in de negentiende eeuw in de sia chat, de zwarte (zes meter diepe) put gevangen gezet en uiteindelijk geëxecuteerd. Vervolgens bekijken we de ark van binnen. Er is niet zoveel te zien. In de loop der eeuwen is het gebouw meerdere keren afgebroken, opgebouwd en uitgebreid. Het fort vormt een stad binnen de stad, waar niet alleen de vorst en zijn familie woonde, maar ook zijn drieduizend ambtenaren. Er was een paleis, een harem, een moskee, overheidsgebouwen, een gevangenis en een politiebureau.
Er tegenover ligt de Bolo Hauzmoskee (uit 1712), de vroegere gebedsplaats van de emir. Het heeft een prachtig gedecoreerd plafond.
We brengen een bezoek aan het huis van Faizullah Khodjaev. Hier woonde de eerste president van Oezbekistan. Het is nu het museum van het dagelijkse leven van een Buchaarse handelaar uit 1891. Op de Lyab-i-hauz eten we een hapje (sjasliek, shis-kebab, salade, brood, cola en thee) voor 600 sum. Daarna bekijken we de Kosh Abdul Aziz-medressa (1652) en Ulugh Beh-medressa (1417). Valt wat tegen. Binnen is niets te zien.
We gaan weer terug naar de Lyab-i-hauz, want we worden de souvenirverkopers beu. Allemaal willen ze dat we bij hen naar binnen gaan. Ze hebben allemaal dezelfde spullen en allemaal willen ze dat we van alles kopen. En dat willen wij niet. We stappen over op het Carlsberg-bier en dat smaakt toch wel een heel stuk beter.
Om halfzes vertrekken we naar het treinstation waar we de nachttrein zullen nemen naar Tashkent. Het programma is enigszins aangepast doordat het treinschema in Oezbekistan is gewijzigd. We zouden eigenlijk de trein nemen naar de Fergana-vallei, maar die rijdt nu op een andere dag. Wij zullen daardoor een dag in Tashkent doorbrengen en een dag minder in de Fergana-vallei.
We krijgen met z'n vieren (met Cees en Nelleke) een coupé. Kees heeft 's middags op de markt allerlei eten gekocht en hij gaat in etappes de coupés langs om alles rond te brengen. We krijgen een groot rond brood, kaas, twee soorten worst, tomaten, komkommer, bosuitjes, wortel. We wassen alles in een plastic zak en dekken de 'tafel' met twee handdoekjes die bij de lakenpakketten zitten. We peuzelen alles lekker op en krijgen als toetje kersen en groene abrikozen. Natasja, de Oezbeekse gids, adviseert om de abrikozen (en ook de komkommer) niet te eten in combinatie met de flessen water die we hebben. Samen met thee zou het geen kwaad kunnen?!
Al tegen tienen gaan we naar bed, maar iedereen slaapt niet zo best./p>
Vrijdag 4 juniNaar Tashkent, nachttrein naar Fergana
Om 6:15 uur arriveren we in Tashkent (volgens schema). We rijden naar het Tashkent-hotel waar we met z'n vieren een dagkamer krijgen. Na een douche gaan we ergens ontbijten: altijd lekker buiten en altijd wel iets verrassends. Dit keer is het de koffie die vreselijk zoet is en de 'krentenbollen' waar twee krenten in zitten.
Daarna gaan we een rondrit door de stad maken. We hadden al een idee dat het niet veel zou zijn, maar het is drie maal niks. Na de aardbeving in 1966 is de stad opnieuw opgebouwd op een Russische manier met veel brede boulevards en 'moderne' Russische gebouwen. We zijn op verschillende pleinen geweest. Eerst naar het Yawning Independence Square, waar op de plaats van de aardbol (waar alleen Oezbekistan op staat) vroeger een enorm beeld van Lenin stond. Ook de eeuwige vlam is er. Daarna naar het Plein van de Vriendschap der Volkeren. Hier staat de Abdul Khasim-medressa en het trouwhuis, waar verschillende (chagrijnige) bruidspaartjes lopen. Vervolgens gaan we met de metro (15 sum - ƒ 0,07) om verschillende stations te bekijken. Sommigen zijn echt prachtig. Daarna gaan we naar de oude stad, die alleen bestaat uit een stukje markt: de Chorsu-bazaar. Die is wel prachtig en eigenlijk het enige dat de moeite waard is in Tashkent. Vooral de koepelgebouwen zijn mooi ingelegd en het aanzien waard. We wandelen wat rond en gaan uiteindelijk op een muurtje zitten en laten alles aan ons voorbij trekken.
We eten vroeg en heel uitgebreid met heerlijke salades en bloemkool met kaas die aan onze kant van de tafel erg gewild zijn. Met z'n vieren (Maria en Annet) laten we al die schaaltjes doorkomen en eten ze allemaal leeg. Daarna komt de plov, het nationale gerecht: rijst met schapenvlees, uien, wortelen, rozijnen en een hele bol knoflook klaargemaakt in schapenvet. Het is enigszins aangepast (veel minder vet en beef in plaats van schapenvlees), omdat we de afgelopen dagen niets anders hebben gegeten. We krijgen er cola, water, fanta, wodka en champagne bij. Als afscheid van de Oezbeekse reisorganisatie krijgt iedereen een dubiteka van Natasja.
Om 21:10 vertrekt de trein naar de Fergana-vallei. We helpen de kruiers met het sjouwen van de bagagekarren (van de wal in de sloot). Als ze een trap opgeduwd worden, valt er eentje om en kunnen ze weer opnieuw beginnen met opladen.
In de trein is het bloedheet: de ramen kunnen niet open, omdat er airco aanwezig is. Zoals zo vaak werkt die echter niet. Bij ons gangpad zit wel een raam, maar dat blijft niet openstaan. Er komt wel iemand kijken, maar die constateert alleen maar dat het zo is en doet verder niets anders dan zijn schouders ophalen. Dan gaan we zelf prutsen. Eerst lukt dat met een leeg bierflesje, later binden we het vast met een staalkabel. We laten de hele nacht de coupédeur open, zodat de temperatuur enigszins dragelijk wordt. 's Nachts komen we door Tadzjikistan, waar we helemaal niets van zien, want het is donker.