Zaterdag 24 februariNaar Kyaiktiyo (Gouden Rots)
Eerst gaan we naar de markt. Mannen en vrouwen dragen allemaal eenzelfde hardplastic boodschappentas. Om 8:30 uur is het al erg druk. Er liggen heel veel verschillende groenten en fruit en alles ziet er goed uit. Er staat een enorme vrachtauto vol met groene kolen. Overal zien we kolen. Martijn wordt bekeken alsof hij het zevendewereldwonder is en ze lachen hem openlijk uit. Men stoot elkaar aan en wijzen hem na. Ze vinden het prachtig. Hij is hier dan ook wel erg groot tussen al die kleine Birmezen. Bij de pagode groeien veel jackfruits.
Dan gaan we met de auto wat bezienswaardigheden bekijken. We rijden terug richting Thaton en komen eerst bij Kyauk Ka Latpagode, een klooster dat een pagode boven op een begroeide rots heeft. Hij ligt aan het water en tegen het karstgebergte. Met een trap kunnen we omhoog tot aan de pagode. De echte top van de berg is niet te bereiken.
Daarna naar de Kaugungrotten, waar duizenden miniatuur Boeddha's in goud en brons tegen de wanden en plafonds zitten geplakt. Een ongelofelijk gezicht.
Bij de grenspost kennen ze ons nog van gisteren en mogen we snel doorrijden.
Dan naar de Bayin Nyi-grotten, dat mooi tegen de rotsen aan ligt. Er zijn badplaatsen voor mannen en vrouwen. Gescheiden uiteraard.
We vervolgen onze weg naar Kyaiktiyo, de Gouden Rots, een belangrijke bedevaartplaats voor de Birmezen. In deze tijd zie je die dan ook heel veel. Beneden in het basiskamp stappen we in een open truck met slechts de hoogstnodige bagage. De truck heeft hele smalle bankjes en nog smallere beenruimte. De prijs is berekend op zes personen per bankje. Totaal gaan er vijftig mensen in zo'n truck. Maar niet-Aziaten passen niet en nemen 1,5 tot 2 plaatsen in bezit en moeten daarvoor meer betalen. Het zit proppievol o.a. met veel monniken, ook hele kleine. Martijn zit helemaal vooraan waar wat meer beenruimte is. Lia zit aan de kant, maar helemaal scheef omdat het anders niet past. Aan de zijkant kun je je nog vasthouden aan het rek, maar als je in het midden zit, moet je je gewoon met de bochten mee laten gaan. De weg omhoog zit vol met haarspeldbochten en het is een mooie tocht. Bij het eindstation van de truck gaan we lopen. Steile paden omhoog. Er staan en lopen veel dragers die je rugzak willen dragen en er zijn ook een soort draagstoelen. Het lopen gaat goed, alleen hebben we wel last van de warmte. Hoe hoger we komen, hoe meer stalletjes er langs de kant van de weg staan met o.a. veel drankjes, eten, vruchten, stinkende kruiden en natuurlijk de gewone souvenirs. Er staan zoveel stalletjes dat we ons afvragen of men daar van kan leven. Na drie kwartier lopen zijn we er. We moeten US$ 6 p.p. toegang betalen en eigenlijk ook US$ 2 voor de video. Martijn maakt daar een opmerking over en dan hoeft hij niet te betalen. We zien er waarschijnlijk zo zielig en uitgeput uit. Bij de Birmezen is dat niet te zien, ze zweten wel, maar krijgen geen rood aangelopen hoofd. De gouden rots is een overhangende rots die met goudblaadjes is bedekt. Die kun je kopen en erbij plakken. Er staat dat vrouwen geen lange broek mogen dragen, maar daar stoort niemand zich aan. Wel mogen vrouwen bovenaan niet op een paar vierkante meter komen. Waarom weet niemand. We hebben nog nooit zoveel op blote voeten gelopen. Hier is niet overal even goed geveegd en dat loopt niet altijd even prettig. We zijn ook niks gewend.
We zitten in het hotel Mountain Top, dat net voor de toegang staat. Bij binnenkomst krijgen we meteen een klein koud flesje water in de handen gedrukt en op onze kamer staat nog meer.
We hebben vanmiddag laat in het basiskamp gegeten, zodat we eenmaal in het hotel, lekker douchen, een biertje drinken en dan meteen naar bed gaan.
Zondag 25 februariNaar Toungoo
We lopen naar beneden en ook al is het nog vrij vroeg en gaan we omlaag, zweten we. We stappen in een truck en weten een plaatsje op de eerste bank met wat beenruimte te bemachtigen. De rit kost 1000 kyat. Het is druk met kraampjes en vooral Birmezen en een enkele toerist, twee monniken met vreemd uitziende kappen. In het dorpje staat KuYe ons al op te wachten. We rijden vandaag naar Toungoo. Het landschap is vrij groen, veel water met vissers, grote rivieren. De mensen zijn aan het werk. Buffels grazen, grote weiden met zonnebloemen en kraampjes waar van alles en nog wat te koop is. Vooral watermeloenen. Veel theetentjes waar hele families zitten te drinken. Het vele vrachtverkeer houdt ons lekker op. Af en toe zien we wat simpele houten huisjes. Er wordt veel aan de weg gewerkt. Veel tolhuisjes. Steeds meer ossenwagens. We eten Birmees: kipcurry met rijst. De weg is goed, zij het vrij smal. Door de langzame vrachtauto's en het lastig inhalen, doen we er zes uur over. Dat is ruim twee uur sneller dan voor de wegverbetering. Aan de weg wordt met de hand gewekt. De mannen slaan de grote brokken steen in kleine stukken. De vrouwen sjouwen met mandjes met stenen. Het teer wordt in ketels op open vuur gestookt en met een soort gieter op de stenen gegoten. Ze hebben wel een wals.
's Avonds eten we in het hotel en we krijgen voor het eerst een kaart met prijzen. We zijn € 9 kwijt en de twee flessen bier waren het grootste deel daarvan.
Maandag 26 februariNaar Kalaw
Om 7:30 uur vertrekken we naar Kalaw. De eieren bij het ontbijt komen nu onze strot al uit. Elke dag is het ontbijt hetzelfde: toast met eieren, jam, koffie en thee. Nou ja thee: het is donker vocht, vaak erg lauw en smakeloos.
Het eerste stuk van de weg is goed, hetzelfde als gisteren. Na de afslag naar het oosten richting Kalaw wordt het een stuk slechter. Men is wel bezig om te restaureren, ook weer met de hand. Sommige stukken zijn vrij stoffig. We doen er acht uur over. Onderweg genieten we van het landschap, dan weer rijstvelden waarop men aan het werk is, dan weer katoen, zonnebloemen. Veel huisjes langs de kant van de weg. Allemaal erg eenvoudig. Veel ossenkarren, fietsers, meloenen. We lunchen na de afslag naar Kalaw en we zitten prompt met alleen toeristen in het restaurant. Dit is voor het eerst. Het is dan ook de doorgaande route van het Inlemeer naar Mandalay. Het hotel Top Hill Resort ligt boven het stadje. We krijgen een houten huisje met uitzicht over de plaats met de bergen op de achtergrond. We worden ontvangen met natte lapjes, kopjes groene thee en snoepjes. Op de kamer staat water, koffie en thee. Het is hier een stuk koeler, want we zitten een heel stuk hoger. Het hotel ligt op 1320 meter en op de kamer hebben we geen airco maar een kachel. Iedereen draagt hier een jas en veel mensen een muts. Wij vinden het in ons T-shirt wel aangenaam.
KuYe haalt ons op om in het dorp te gaan eten, want het is hem bekend, dat het in ons hotel duur en niet zo best is.
Dinsdag 27 februariKalaw
We hebben gekozen voor de 'lange' wandeling. Dit houdt in van 8:30 tot 15:30 uur, inclusief pauzes. We hebben een goed Engels sprekende privégids. Het gebied is erg heuvelachtig en we gaan dan ook de hele tijd omhoog en omlaag. Maar niet steil. Het pad is droog en soms erg smal. De heuvels zijn vrij kaal omdat het het einde van het droge seizoen is. In de dorpjes Ywathit en Taryaw waar we doorheen wandelen, zijn niet zoveel mensen. Wel zit een mooie oude vrouw te weven. We hebben de gids een paar leesbrilletjes gegeven, zodat hij die naar goeddunken kan weggeven. Aan oudere mensen vraagt hij of ze lezen of handwerken en zo ja, dan krijgen ze een brilletje. We kopen twee mutsjes en geven zelf een oranje muts weg en ook wat haarspeldjes. In het laatste dorpje krijgen we thee aangeboden. Wij naar binnen en we geven weer wat brilletjes en haarspeldjes. Een mevrouw rookt een dikke sigaar en een ander toont ons hoe een traditioneel hoofddeksel gevouwen en opgezet wordt. Het is een paar meter lang geval van stukken doek, stukken kralen, stukken linten dat op een bepaalde manier om het hoofd en het haar gedraaid wordt. Erg kunstig. Bij een uitzichtpunt gaan we lunchen. We krijgen chapati's met een prutje, thee, cola en sprite. We genieten van het uitzicht op de bergen en de vele bloemen op de voorgrond. We zitten buiten in de wind uit de zon onder een dakje. De terugweg is saaier, vrij vlak en behoorlijk stoffig.
Woensdag 28 februariNaar Yatsakyi-klooster
Het is twee uur met de auto rijden naar Pindaya, waar een gids op ons wacht, die amper verstaanbaar Engels spreekt. Langs de kant van de weg staan vaak mensen met vlaggen en nappen. Ze willen dat je wat muntjes doneert voor de verbetering van de weg of voor het onderhoud van een pagode.
We maken een tweedaagse wandeltocht naar het klooster van Yatsakyi en weer terug. Vandaag lopen we voornamelijk omhoog. Dat gaat niet erg steil, maar wel gestaag. We lopen grotendeels in de schaduw en bovendien staat er een lekker windje. Uitstekend wandelweer dus. Overal zien we waterpotten staan. Deze worden gevuld door mensen die in de buurt wonen en zijn bedoeld als drinkwater voor de lokale bevolking, waar dan ook veel gebruik van gemaakt wordt. We hebben mooi uitzicht over de vallei en zien Pindaya met het meer in de diepte liggen. We komen bij een grot met allemaal Boeddhabeelden waarvan sommige er erg oud uit zien. Ze staan er in alle soorten en maten. In Sikyainn is een huis waar we lunchen. Meteen bij aankomst krijgen we thee. Die is trouwens overal gratis. Zelfs in theehuizen. Mensen kunnen daar de hele dag zitten, thee drinken, kletsen, de krant lezen, tv kijken. Helemaal gratis. Men zet daar dan hapjes op de tafels in de hoop dat de mensen die nemen en die moeten ze betalen.
Er wordt een lunch voor ons klaargemaakt. Veel te veel natuurlijk, maar we geloven dat ze de rest even later zelf opeten. Het is heel uitgebreid met soep, kip, groente, tofu, aubergine met aardappel en iets met pinda's. Erg lekker. En zoals bijna overal krijgen we fruit na. We nemen een echte cola die hier in het land niet vaak te krijgen is. Ze hebben blikjes die erg duur zijn. In verhouding dan. Ze kosten hier 1500 kyat (€ 1). Meer dan een dagloon voor de meeste mensen hier. Onze gids en zijn vrouw die onderwijzeres is, verdienen allebei 1000 kyat per dag. En daar kunnen ze van rondkomen. Met de fooi die KuYe krijgt, kunnen ze de universiteit van hun zoon betalen en tevens hun hele familie (broers en zussen met hun gezinnen, ooms en tantes) onderhouden. Hij heeft het erg goed.
Het is een vrij makkelijke wandeling, maar tijdens het natte seizoen kunnen we ons voorstellen dat sommige stukken erg glibberig worden.
Na de lunch lopen we meer naar beneden, vooral over stenen. Na anderhalf uur komen we in Yatsakyi. Er is al een groep Duitsers van 24 man, die vanochtend al om 6:30 uur hier naar toe is vertrokken. Ze lijken wel iets ouder dan wij, maar toch niet veel. We krijgen thee en nootjes in het klooster en even later komt de abt thuis. Hij is het, jonge, hoofd en runt het klooster samen met zes monnikjes van 8-12 jaar. Hij ontvangt ons vriendelijk, via een tolk, want hij spreekt geen Engels. Daarna wandelen we wat rond tot 18:00 uur. Onze gids vraag of we zin hebben in een biertje en wat kroepoek. Wij naar de etensbarak waar lage tafeltjes staan die gedekt zijn voor de Duitsers. Wij krijgen een apart tafeltje en iedereen zit op de vloer. Het blijkt dat iedere groep die hier komt een eigen keukenploeg heeft geregeld, die ieder een eigen keuken heeft. Overal staan kaarsjes en het ziet er erg gezellig uit. Het wordt hier wat frisser 's avonds door de hoogte, maar een dun T-shirt met lange mouwen is genoeg. We krijgen o.a. heerlijk rundvlees met verschillende groentes, soep, sinaasappels. En nog een biertje. De Duitsers moeten het met thee doen. Zij slapen in het echte logeergebouw; wij krijgen een apart gebouw en slapen met z'n tweeën in een enorme slaapkamerzaal waar men een bed voor ons heeft klaargemaakt met een hele stapel extra dekens.