Zaterdag 15 juniNaar Gunung Mulu NP
We houden ons in bij het ontbijt en maken ons klaar voor de vlucht naar Mulu. Het hotel heeft een airportservice en binnen de kortste keren zijn we op het vliegveld, hebben we de bagage afgegeven en zijn we ingecheckt. We vliegen anderhalf uur. Het vliegtuig zit nog niet half vol.
Eenmaal aangekomen is het een korte rit naar het rainforesthuisje waar we twee nachten zullen zitten. Een mooi, nieuw huisje, ruim, met fan, airco en terras. Het heet Langsat, hoe toepasselijk voor Martijn.
We krijgen een wit polsbandje. Mensen die op andere dagen zijn gekomen of met een ander programma dragen een andere kleur.
Om 14:00 uur beginnen we een wandeling met privé gids. Een privé gids, die voor het reisbureau werkt en niet voor het park, omdat hij geen andere klanten heeft. We vinden het sowieso niet zo druk. Er zijn hier vier grotten in de buurt, die we gaan bezoeken. Vandaag twee en morgen twee. We wandelen drie kwartier over vlonders dwars door de groene jungle. Onderweg vertelt de gids over planten, dieren, natuur en stammen hier in de omgeving. Zelf komt hij uit een familie van fanatieke koppensnellers. Maar dat is al weer een poosje verleden tijd. De Engelsen hebben er voor gezorgd, dat nu alle stammen vreedzaam met elkaar om gaan.
We zien o.a. een witte lantaarnvlieg, een raar wit insect met een rode neus.
Eerst gaan we naar de Langs-Cave. Wij vinden hem groot, maar later blijkt, dat het slechts een kleine grot is. Er zijn veel stalactieten en stalagmieten. Overal drupt water, soms in enorme stralen waar je onder zou kunnen douchen. Een mooie grot.
Daarna is de Deer-Cave aan de beurt. Deze grot is werkelijk enorm groot. Vroeger kwamen hier herten drinken van het mineraalrijke water. Door de plaatselijke bevolking werden ze met blaaspijpen afgeschoten. Op het plafond huizen miljoenen vleermuizen. Het stinkt er enorm. Er liggen grote bergen met uitwerpselen. Ook hier veel neervallend water. Soms lijkt het alsof het regent. Als je goed kijkt, kun je op bepaalde plaatsen ragfijne draadjes van zo’n dertig centimeter dicht naast elkaar zien hangen als een gordijntje. Ze blijken van een worm die op deze manier insecten probeert te vangen. Als je op een bepaalde plaats gaat staan, lijkt het alsof er bij de ingang in de rotswand een hoofd zit. Ze noemen die Abraham Lincoln. Overal liggen vlonders, zodat we veilig door de grot kunnen lopen.
Beneden bij de uitgang staan lange rijen banken opgesteld voor de exodus: het uitvliegen van miljoenen vleermuizen, die dat elke dag tegen de avond doen. Als het droog weer is; anders blijven ze binnen of komen later in de nacht, maar dan kun je ze niet zien. Ze blijven de hele nacht buiten om te eten.
Er zit een man of vijfendertig te kijken. We moeten wel geduld hebben, maar goed zes uur verschijnen ze in grote wolken. Prachtig om te zien. Telkens weer verschijnt een nieuwe vlucht, die al wervelend en constant bewegend door de lucht vliegt.
We lopen in sneltreinvaart in een half uur terug om voor het donker weer terug te zijn. We horen een heleboel kwakende padden en zien er een paar op het pad zitten. We zijn bijna bij ons huisje als het wat begint te druilen. Veel is het niet en je wordt er niet echt nat van.
We frissen ons even op en gaan dan naar het café voor een welverdiend biertje. We drinken dit rustig op en zweten ondertussen nog steeds. Nog eentje om bij te komen voor we het eten bestellen. Je bestelt, betaalt en krijgt een nummer op een standaard mee. Het eten komt vrij snel en smaakt prima.
We kruipen weer vroeg onder de ‘wol’.
Zondag 16 juniGunung Mulu NP
We ontbijten in het café met gebakken eieren en pannenkoeken.
Daarna vertrekken we met een longboot door de groene jungle over de Melina-rivier naar Batu Bungan, waar men op een lokale markt toeristenspulletjes verkoopt. Niet echt leuk.
Wij zijn het eerste groepje, dat vanochtend vertrokken is; de rest zit een kwartier achter ons. Eenmaal op de markt begint het te regenen. Omdat het er niet naar uit ziet, dat het snel op zal houden, trekken we regenjassen aan en pakken alles wat niet nat mag worden, waterdicht in. Alles daar buiten wordt zeiknat.
Het is tien minuten varen naar de Wind-Cave. Deze is zo genoemd, omdat er binnen een heerlijk briesje staat. Er zijn veel mooie stalactieten en stalagmieten. Ook hier zijn overal vlonders aangelegd om de wandeling eenvoudig te houden.
We drinken door de gids meegebrachte koffie en thee. Als het droog zou zijn, is dit een idyllisch plekje. Naar de Clearwater-Cave is van hier uit tweehonderd treden omhoog. Binnen bij de ingang zien we bizarre stalactieten. Het is een gigantische grot, waar nog steeds onderzoek wordt gedaan. De meeste delen zijn alleen toegankelijk voor professionals. Hier veel trappen binnen en beneden stroomt een ondergrondse brede rivier dwars door de grot. Bizarre vormen hebben de stalagmieten hier. Prachtig. Het voordeel, dat we vanochtend als eerste zijn vertrokken, is dat we overal alleen zijn. Telkens als wij vertrekken, komen er nieuwe groepjes. Eenmaal buiten gekomen, is het zowaar droog geworden. We lunchen lekker met het meegebrachte eten. Daarna varen we weer terug naar onze kamer. We douchen en hangen alle natte spullen buiten op. Daarna maken we nog een klein rondje over het terrein, zien mooie vlinders, rode libellen met dubbele vleugels, een groot zwartgeel insect, een kolibrie en een bessenetende vogel.
We hebben een rustige namiddag.
Tijdens de borrel schuiven twee Australiërs aan, die we de afgelopen dagen vaker zijn tegen gekomen. Zo gezellig met elkaar gebabbeld, dat we bij hen thuis zijn uitgenodigd. We hebben hun kaartje.
Maandag 17 juniNaar Bandar Seri Begawan (Brunei)
Na het ontbijt worden we naar het vliegveld gebracht voor de korte vlucht naar Miri.
Het is een klein vliegveld en als wij aankomen, zijn we de enige passagiers. Het personeel is blij, dat ze wat kunnen doen. Binnen Maleisië mag je water meenemen in de handbagage.
In Miri worden we opgewacht en met een grote, oude auto rijden we naar Bandar Seri Begawan, de hoofdstad van Brunei. De grensovergang duurt een kwartiertje. We vullen een formuliertje in en dan mogen we zo door. Het is nog honderddertig kilometer rijden.
Brunei is zo’n beetje het rijkste land ter wereld. Met al dat geld, dat er is, zouden ze wel eens wat aan de weg kunnen doen. Voor de goede snelweg moet je tol betalen.
De planten en bosjes in de velden zien er overwegend droog uit. Verderop worden ze weer groen. Er is weinig te zien onderweg. Bomen, soms een riviertje, wat blokken huizen, die er nieuw uit zien.
Bandar Seri Begawan is geen grote stad; meer een groot dorp. Erg uitgestrekt, maar geen hoge flatgebouwen. Wel veel moskeeën met gouden koepels.
Het verkeer rijdt hier een stuk rustiger, voetgangers krijgen overal voorrang. Er rijden weinig dure auto’s rond. In zo’n rijk land hadden we die veel meer verwacht.
Na het inchecken in het hotel, dat in het centrum ligt, gaan we eerst geld pinnen, Brunei dollars, en lopen dan wat rond. Het is overal erg rustig. De ene vrouw loopt met een gekleurde hoofddoek, de ander zonder. Hele gelaatsbedekking zie je niet.
We komen al snel bij de Omar Ali Saifuddin-moskee, waar de negenentwintigste sultan van Brunei, Hassanal Bolkiah, woont. De moskee is voor niet-moslims open op bepaalde tijden. Binnen is, behalve een aantal mooie ramen, weinig te zien. De Teng Yun-tempel, een mooie traditionele Chinese tempel, is van binnen veel mooier. Er wordt volop gebeden en geofferd. Bij de Brunei-rivier liggen bootjes om je naar de overkant te varen. Hier ligt het dorp Kampung Ayer, dat gebouwd is op palen waar dertigduizend mensen wonen.
’s Avonds eten we bij de Japanner. Dit gebouw ligt aan de rivier en heeft uitzicht op de verlichte brug die door de Koreanen is gebouwd. Het restaurant is vol, maar er is wel plaats bij de keuken, waar we de mensen aan het werk kunnen zien. Wel zo leuk eigenlijk. We drinken er frisdrank bij, want alcohol is in Brunei niet te koop. Men geeft hier in het land geen fooi, wat wij wel zo prettig vinden.
Dinsdag 18 juniUlu Temburong NP
We maken een dagtocht naar Ulu Temburong NP, dat in de jungle van Batu Apoi ligt. Dat is het andere deel van Brunei. Tussen die delen ligt een stukje Maleisië. Met de openbare jetty, de waterbus, varen we naar Bangar in 45 minuten. Hij vaart soms 50 km/ uur. We hadden verwacht, dat we buiten om, over zee, zouden gaan, maar we steken Maleisië door. Daarom moeten we vóór vertrek onze namen op een lijst schrijven met onze paspoortnummers. We hoeven onze paspoorten niet mee te nemen en we weten de nummers niet uit ons hoofd. We maken er maar wat van.
Het is een mooie tocht dwars door de jungle. Slechts heel af en toe zien we een huis. En zowaar ook één neushoornvogel. Dat is hier uitzonderlijk, want de lokale bevolking heeft hier veel te veel jaren op veel te veel vogels gejaagd, zodat er bijna geen meer over zijn. Die zijn letterlijk naar andere delen gevlogen. Geef ze eens ongelijk.
We reizen deze dag samen met twee Maleiers en twee Zuid-Koreanen. Er is ook een groepje Chinezen, dat ongeveer dezelfde route doet en ons is verteld, dat wij uit de jetty moeten stappen als zij dat ook doen. Zo gezegd, zo gedaan.
We worden met een auto naar Freme gebracht, waar een restaurant langs de waterkant staat. We krijgen thee, gebakken banaan, gebakken zoete aardappel en rijstrolletjes. Daarna varen we met twee longboaten een half uur de rivier op. Het water is bruin en vrij woelig. Als we uitstappen, wachten trappen op ons. Trappen naar een canopy-walkway. Er komt geen eind aan die trappen. Telkens als we denken, hè, hè, we zijn er, verschijnen er om de bocht weer nieuwe. Het blijken er ongeveer achthonderd te zijn. We worden gevolgd door de Chinezen. Waarom praten die toch altijd zo veel en zo hard. Ze zijn altijd zo herkenbaar.
Dan moeten we alle trappen van die hoge metalen stellage op, zo'n tweehonderd. Het is vandaag zonnig en zoals gewoonlijk vrij vochtig. We kunnen onze kleding letterlijk uitwringen.
Eenmaal boven kijken we helemaal boven de bomen uit. Jammer, dat er hier geen vogels zitten. Maar als ze er wel zouden zijn geweest, dan hadden die luid kwetterende Chinezen ze wel verjaagd. Die gaan echter niet naar boven. Wel de gewone trappen op, maar niet die van de canopy-walkway.
Terug naar Freme stoppen we bij een kleine waterval met een vijver er voor. We trekken onze schoenen uit en waden door het water. Binnen de kortste keren zitten er tal van kleine, donkere visjes aan onze tenen te knabbelen. Het kriebelt. Het is waarschijnlijk wel goed voor Martijn's kalknagels.
In Freme krijgen we een lunch, daarna een uur pauze, en dan maken we ons klaar voor een zipvlucht over de rivier. We mochten kiezen; raften was ook een optie, maar daar is het water hier lang niet wild genoeg voor. We worden ingesnoerd, helmpje op en lopen over een hangbrug naar de andere van de rivier. We worden gezekerd en één voor één zweven we naar de overkant. Leuk. De Chinezen hebben zich ondertussen allemaal omgekleed in nette kleding, het lijkt wel of ze gedoucht hebben, en ze maken zich opnieuw op. Rare lui die Chinezen.
Snel rijden we terug naar Bangar om de boot terug naar Bandar Seri Begawan te halen. Dat lukt net.
In het hotel spoelen we al onze kleren uit. Ze staan stijf van het zweet. Alweer.
We eten bij een Chinees op de eerste verdieping, die er vanaf de straat gezellig uit ziet. We kunnen eerst de ingang niet vinden. We gaan met de roltrap naar boven, maar daar is hij niet. Wij weer naar beneden. Daar hangt een bord, dat het alleen met de lift te bereiken is. Het eten is lekker. We willen medium porties bestellen, maar dat mag niet van de bediening. Kleine porties zijn genoeg, wordt gezegd. Dat klopt ook.
We lopen langs wat verlichte gebouwen terug naar het hotel. Mooi.
Vroeg naar bed.
Woensdag 19 juniNaar Kinabalu NP (Maleisië-Borneo-Sabah)
Vroeg op voor de vlucht naar Kota Kinabalu in Sabah in Maleisië . We hebben drie ophaaltijden doorgekregen. We gaan uit van de middelste, om 6:45 uur, waarvoor we een voucher hebben. Dan hebben we nog de mogelijkheid om te ontbijten. Het restaurant opent om 6:30 uur en we zijn welkom als we vijf minuten te vroeg arriveren. We kunnen nog gebruik maken van het zeer uitgebreide buffet.
We worden opgehaald met een spiksplinternieuwe Toyota en in een kwartier naar het vliegveld gereden. Nu mag er geen water mee in de handbagage.
We maken de laatste Brunei dollars op in de winkeltjes en wachten op het vertrek.
Dit keer vliegen we met AirAsia, een prijsvechter. Dat is wel te merken aan de beenruimte. Martijn krijgt zich net in de stoel geperst. De andere vluchten maken we met Malaysia Airways, maar die vliegt hier niet. We hadden geen andere keus.
We vertrekken te vroeg en komen op de vertrektijd in Kota Kinabalu aan. Grappig.
Het is maar een kort vluchtje, maar toch krijgen we een warme hap en beker water met een te kort rietje. Het eten is zo warm, dat je drie happen kunt eten, voordat de daling wordt ingezet en men alles op komt halen. Volgens stikkers op elke stoel is er gratis wifi aan boord. Op de eerste plaats zijn ze niet te lezen. We maken een foto met de telefoon om de tekst uit te vergroten. Op de tweede plaats werkt het niet. Het vliegtuig is nog niet voor een kwart vol.
We zijn snel door de douane en in de aankomsthal komt de bagage al voordat we een karretje kunnen pakken.
In twee uur rijden we naar Kundasang, aan de voet van Mount Kinabalu. We rijden het binnenland in en komen op ongeveer 1.500 meter. Hier is het, ondanks de zon, een lekkere temperatuur. Het is ook niet zo vochtig. Op de markt vermaken we ons een half uur en kopen twee dezelfde sarongs om een tafellaken van te maken. Omgerekend kosten deze samen € 5; na het afdingen. We zijn wel benieuwd of ze van dezelfde kwaliteit zijn als die anderen die we dertig jaar geleden in Indonesië hebben gekocht. Bij het uitkijkpunt zien we Mount Kinabalu liggen. Het grootste deel ligt in de wolken, maar de top stijgt er fier bovenuit.
Hier is veel meer landbouw dan we tot nu toe gezien hebben. Veel groente wordt geëxporteerd.
We zitten in het Line Resort. We zijn een uurtje te vroeg om in te checken en wandelen wat rond. We zitten nu op 1.200 meter en zien veel bloemen die het in Nederland ook goed doen. Een aparte grote groene sabelsprinkhaan maakt zijn opwachting. Het begint wat te miezeren, wat iets later overgaat in echte regen. Het duurt niet lang. We krijgen een kamer met groot balkon buiten. Het uitzicht is drie keer niks. We kijken op wat (half afgebouwde) rommelige huizen. Maar als de wolken optrekken, zouden we Mount Kinabalu kunnen zien liggen.
Om half zes zien we de lucht helemaal dicht trekken en we besluiten om naar de bar te lopen voor de bui los barst. Na twee dagen zonder bier in Brunei lusten we er wel weer eentje. De bar is gesloten, hoewel aangegeven staat, dat hij nu open zou moeten zijn. Al snel komt een jongeman hem openen. De bar heeft geen bier. Alleen wijn. Nou drinkt hier in Borneo bijna niemand wijn. Geen wonder, dat er dus niemand in de bar zit. De winkel die er bij hoort, verkoopt wel bier. Wat is nou simpeler voor die barkeeper om daar voor ons een biertje te halen. Het is dertig meter lopen. Hoe moeilijk kan het zijn. En waarom heeft hij niet gezorgd, dat er overdag in het dorp bier gehaald wordt? Dik minpunt. We kopen een sixpack in de winkel en drinken dat op ons balkon op. Gelukkig is dat overdekt, want het trekt aan alle kanten helemaal dicht en binnen de kortste keren regent het. Van de omgeving is niets meer te zien door de mist. We trekken er een trui bij aan. Zo warm is het niet meer. Het stopt met zachtjes regenen en het komt met bakken uit de hemel. Zolang het overdag maar droog is, mag het van ons ’s nachts zo veel regenen als het maar wilt.
Internet doet het ook al niet.
Tot nu toe zien we heel weinig westerse toeristen. Veel Chinezen, Zuid-Koreanen, Maleiers. Bijna iedereen spreekt verstaanbaar Engels. Hier in de Pine Resort zien we geen blanken. Ook niet in het restaurant. Alcohol is daar verboden. Waarom in vredesnaam? Er is alcohol in de bar en in de winkel. Waarom niet in het restaurant? We eten het menu van de dag. We krijgen zo verschillende schotels die we anders nooit zouden bestellen. Er zou rendang bij moeten zitten, maar die ene vleesschotel die er bij zit, is dat beslist niet. Het is allemaal wel lekker, maar toch. Niet wat het zou moeten zijn. Beetje vreemd. Kopje thee erbij.
In de winkel halen we een afzakkertje voor op ons terras. We kopen er ook poncho's, van die plastic wegwerpdingen. We zitten de komende dagen nogal eens in een boot en we zijn bang, dat we het niet droog zullen houden.
Het is ondertussen droog geworden.