Maandag 10 juniNaar Bako NP
We beginnen de dag met Laksa Sarawak, de plaatselijke noedelsoep. Heerlijk.
Om 9:00 uur worden we opgehaald voor het transport naar Bako NP. In de haven van Kampong Bako stappen we op een bootje voor een mooie tocht over de rivier. Het is de enige manier om het nationaal park te bereiken. In twintig minuten varen we over.
De gids van de auto gaat met ons mee en zal ons hier rondleiden. We zijn veel te vroeg om ons in te checken in onze kamer en gaan meteen een wandeling maken. Lia trekt haar wandelschoenen aan en al na een paar meter laten beide zolen los. Thuis waren de schoenen nog grondig ingevet en niets wees op dit euvel. Gelukkig heeft ze nog gympen bij zich, die ook prima voldoen. De gids wil graag die wandelschoenen. Hij mag ze hebben. Zo krijgen ze ongetwijfeld een tweede leven.
Het is ongeveer vijfhonderd meter lopen van de boot naar het restaurant waar we onze bagage af kunnen geven. Onderweg zien we een giftig groen slangetje, een Wagler's lanspuntslang, grote zwijnen met enorme snorren en de eerste neusapen, de grootste Aziatische slankaap. Ze worden ‘Orang Belanda' genoemd naar de Nederlandse kolonisten met hun blonde haren, dikke buiken en grote neuzen. Alleen de mannetjes hebben zo'n grote neus die slap naar beneden hangt en indruk moet maken op de vrouwtjes.
Ook vandaag schijnt de zon, maar gelukkig is het grootste deel van de wandeling in de schaduw. Ook zo zijn we binnen de kortste keren doorweekt van het zweet.
We lopen over smalle paden, soms bestaande uit alleen maar wortels, soms een aangelegd wandelpad. We klimmen en klauteren op en neer. We zijn in een uitgebreide jungle met mangrovewouden en stranden. Je mag hier niet zwemmen, want er zitten te veel krokodillen.
We zien wat mutslangoeren (Silver Leaf Monkey), een moeder met een kleintje, een gekleurde hagedis, rode libellen, en in het mangrovebos waar het nu laag water is, zitten gekleurde wenkkrabben, waaronder felblauwe. Dicht bij het restaurant zitten meer neusapen. Ook langstaartmakaken, waar je voor op moet passen, want ze zijn zo brutaal, dat bij het restaurant ze eten en drinken van de tafels willen stelen. Stokken bij de hand houden!
Na de lunch kunnen we onze kamer betrekken. Het is simpel, maar wel de meest ‘luxe’ van het complex. De meeste kamers zijn slaapzaaltjes met gedeelde douches. Wij hebben in een huisje een eigen ruime kamer met eigen badkamer. Het is er kaal, oud en versleten, maar de bedden en de vloer zijn schoon en er is een fan. De ramen moeten we dichthouden voor de apen, maar dan komen er ook geen insecten binnen.
Om 16:00 uur maken we nog een wandeling. Het is nog steeds droog, zonnig, erg warm, erg erg zweterig. We zien bomen met witte naalden die men in de blaaspijpen gebruikt. Als er op een fruitboom geen insecten kruipen, is het fruit niet te eten. Als een neusaap iets eet, dan kan de mens dat ook eten. Echter, als een luiaard iets eet, is het giftig voor ons. We zien wat eekhoorns en dicht bij het restaurant meer neusapen, o.a. een moeder met jong en eentje die het pad oversteekt. Mooi.
Het is stil in het bos. Alleen wat vogels en insecten hoor je.
We halen een biertje in het restaurant en drinken dat op ons terras voor onze kamer op.
Een Italiaan komt vertellen, dat er meer neusapen zitten en wij gaan, uiteraard, weer kijken. Het blijven hele rare beesten.
Uitkijken voor de makaken die de brug terroriseren. Sommige gasten durven er niet over. De oplossing is een grote stok om mee te slaan.
’s Avonds is er een nachtwandeling waar een stuk of twintig mensen aan mee doen. Er zijn vier gidsen en wij verwachten dan, dat we opgesplitst worden. Maar nee, de hele groep loopt achter elkaar. Als ze vooraan iets zien, is dat bij de vijfde persoon al verdwenen. De achtersten zien dus weinig. We zien wel een vliegende kat, ook wel vliegende lemur of colugo genoemd, die niet echt kan vliegen, maar wel van boom naar boom kan zweven. Er zit ook een grote uil, zo’n zeventig centimeter, die snel weg vliegt, vuurvliegjes en witte paddenstoeltjes die je het best ziet in het pikkedonker. Voortijdig verlaten we de groep en wandelen terug naar ons huisje. Zonder zaklamp is het stikdonker.
Dinsdag 11 juniBako NP, naar Kuching
We hebben ’s nachts de fan op één staan; dat is genoeg. Het bed is wel erg hard, maar we slapen genoeg.
Bij het ontbijt gaan andere toeristen buiten eten. Ze gillen als er makaken op hun eten afkomen en dan snellen ze naar binnen. Lachen.
We maken nog een trek, wat pittiger, meer omhoog en omlaag. Boven is het nog warmer, omdat hier geen bomen zijn. Het is droog en zonnig. We raken doorweekt. We zien witte orchideeën, insectenetende planten, van die bekers. Er staan er heel veel, maar veel zijn er verdroogd. Wij vragen ons af hoe dat hier kan, in dit klimaat. Misschien staan ze overdag te veel in de felle zon. Op het laatste stuk zijn alleen maar trappen naar beneden, naar een strandje. Lia’s knie begint wat op te spelen en we besluiten om met een bootje terug te gaan. Die liggen daar altijd uit voorzorg klaar. Een kort tochtje langs mooi gekleurde rotsen. Ergens zit een watermonitor. Weer terug zien we tientallen slijkspringers en twee mutslangoeren. De neusapen laten zich vandaag niet zien. De zwijnen hebben vandaag hun kleintjes bij zich. Wat zijn het rare beesten; ze zijn mooi van lelijkheid.
We varen terug naar Bako Kampong en wachten even op de auto. Wij zijn er wat vroeger dan afgesproken. We rijden naar Kuching waar we in een hotel dichtbij Chinatown zitten. We douchen en spoelen meteen onze kleren uit. Na een dutje maken we een wandeling door het centrum. Niet zo heel veel te zien. Op de bovenverdieping van het hotel drinken we een gratis glaasje lemon en nemen ook meteen de happy hour aanbieding van zes Tigerbier voor 60 RM. We hebben mooi uitzicht over de rivier.
Voor het eten struinen we wat rond en komen bij het door velen aanbevolen Topspot-restaurant. Wij vinden het veel te massaal en gaan naar een Chinees. Voor 60 RM eten we vier schotels en drinken we vier blikjes bier. € 6 p.p.
Woensdag 12 juniNaar Semenggoh Nature Reserve, naar Batang Ai NP
Een uitgebreid ontbijt is er, naar we eten niet zo veel. We zitten nog vol van gisteren.
Dan gaan we op weg naar het zuiden, naar een Iban-longhouse in het Batang Ai NP.
Onderweg bezoeken we eerst het Semenggoh Nature Reserve, waar het orang-oetangs opvangcentrum zit voor gewonde en wees geworden orang-oetangs. Ze leven hier in het wild, maar worden nog twee keer per dag bijgevoerd. Vijf maken daar vandaag gebruik van. Eerst een moeder met een jong. Later nog drie anderen. Er is duidelijk verschil in rang. De oudste heeft het recht om eerst en zoveel te eten als hij wil. De anderen moeten wachten. Eentje is er beduidend kleiner dan de andere twee en mag af en toe iets wegkapen. Ze houden op de voederplek allemaal de kabel waar langs ze komen en weer weg gaan, krampachtig met één arm vast. Een uur lang blijven we gefascineerd naar deze dieren kijken. Vooral in de zon hebben ze een mooie oranjebruine vacht. Prachtig.
We rijden naar de markt van Serian. Het ligt dicht bij de grens met Indonesisch Borneo. Er wordt veel groente verkocht en we zien enkele voor ons onbekende soorten. Op het visdeel gaan we op zoek naar slangenvlees, maar of het is er vandaag niet of het is uitverkocht. Martijn wordt aan alle kanten aangestaard. Zulke lange mensen zien ze hier niet vaak. En zo lang is hij nou ook weer niet: 1.94 meter.
We rijden verder en de weg wordt slechter. De snelweg is in aanbouw.
We lunchen onderweg in Lachau. Er zitten meer toeristen. Een groep krijgt een glas heet water waar ze de stokjes en bestek uit de bak die op tafel staat, inzetten. Om te ontsmetten. Het moet niet gekker worden.
We kopen grote zakken met veel kleine zakjes chips voor de kinderen in het longhouse. Het is gebruikelijk, dat als je een longhouse bezoekt, iets meeneemt. We kopen ook een sarong voor 15 RM. Zo goedkoop zijn ze in Indonesië al lang niet meer.
De meeste toeristen zijn op weg naar het resort, waar ze twee nachten zullen blijven. Overdag maken ze dan een uitstapje naar een longhouse. Wij overnachten één nacht in het resort en één nacht in een longhouse. Alleen Duitsers en Nederlanders doen dat. Italianen en Fransen vinden dat te primitief.
Er zijn twintig longhouses in de omgeving. Sommige zijn niet toegankelijk voor toeristen, andere hebben het er druk mee; bij de ‘onze’ komt alleen deze touroperator waar ook Sawadee contacten mee heeft. De touroperator heeft hier permanent twee kamers gehuurd.
Onderweg naar het Mengiling Longhouse krijgen we een bui, maar die duurt niet lang. Bij het stuwmeer stappen we in een longboot die ons naar het longhouse brengt. Er zitten kleine houten stoeltjes in.
Gelukkig is het droog. Het is een kleine drie kwartier varen.
Het longhouse ligt tegen een heuvel en heeft daardoor verschillende hoogtes. Het is gebouwd op palen en er wonen vele families samen in het grote, uitgestrekte huis in de jungle. Er is een ongeveer vijf meter brede gang met aan de zijkanten voor iedere familie een aparte grote ruimte om te wonen, te koken en te slapen.
Er is een special gastendeel met bedden met muskietennetten. We krijgen een rondleiding, ontmoeten de chief en andere bewoners. Het eigenlijke longhouse ligt aan de overkant, maar tig jaar geleden is er onenigheid geweest en zijn ze afgesplitst. Aan de andere kant van het water ligt een nieuw stenen longhouse op hun te wachten. Het lijkt ons af, maar ze vertellen, dat het misschien nog vijf jaar duurt voor ze daar in kunnen. Ze hebben nog niet genoeg geld. Het oude huis is van hout en oud. Telkens als er iemand trouwt, wordt er een deel aangebouwd. Voor de deur hebben ze een stukje in de rivier afgezet voor een zwembad. Wij zijn de enige gasten.
Er zijn twee wc’s annex douches speciaal voor de gasten. De bewoners hebben beneden boven de rivier een aantal kamertjes daarvoor. Er lopen honden, een poes en kippen rond. Andere kippen zitten in een kooitje. Dat blijken de vechtkippen te zijn. Er worden, hoewel verboden, wedstrijden mee gedaan.
Er zitten weinig dieren in de omgeving. De Iban schieten alles af. Vroeger gebeurde dat met een blaaspijp, nu met een geweer. Per maand krijgen ze tien kogels en ze moeten de gebruikte hulzen inleveren.
Ooit stonden de Iban bekend als geduchte koppensnellers. Dat is allang verboden. Maar in de jungle leven zij nog op traditionele wijze in hun longhouses. Ze halen alles uit de natuur: vlees, groente, vis. Ze hebben een paar kippen voor de eieren. En om op te eten natuurlijk. Pepers zijn een belangrijke bron van inkomsten. Die kunnen jaren bewaard worden. Ze verkopen het als de prijs hoog is.
We hebben eten en drinken meegebracht en onze gids kookt. Dat heeft hij meer gedaan. De mensen daar eten er van mee. Rundvlees, rijst, maniok, ei en een plaatselijke groente. Smaakt prima. We zitten buiten, droog onder een aluminium afdak. Fijne temperatuur.
Als de zon ondergaat, kleurt de lucht rood. Knalrood. Een voorbode voor een enorme hoosbui. De generators gaan aan, zodat de lampen kunnen branden.
De oude mannen hebben tatoeages. Die worden gezet als ze vreemde, verre plaatsen hebben bezocht. Elke tatoeage heeft zijn eigen verhaal. Martijn maakt een foto en print er eentje uit voor die man. Dat vindt hij prachtig. Magic.
Ze hangen de meeste tijd maar wat rond. Ze roken, drinken en worden oud. Ze kennen geen stress. Behalve de chief, die alle problemen op moet lossen.
’s Avonds wordt er voor ons gedanst. Er wordt een fles tuak, rijstwijn, tevoorschijn gehaald, die we onder het dansen opdrinken. Twee mannen en een vrouw zijn prachtig uitgedost. De mannen dragen hoofddeksels met enorme veren, de vrouw heeft veel kraaltjes en munten op haar kleding. Mooi om te zien. Op het eind moeten we natuurlijk mee doen.
De door ons gekochte zakken worden verdeeld. Er worden tien stapeltjes gemaakt, voor iedere kamer één. Ook onze uit Nederland meegenomen stroopwafels worden er bij gelegd. Als ieder zijn deel krijgt, zijn alle stroopwafels binnen een kwartier op. Ze vinden het leuk om eens wat anders te krijgen.
We laten ons mapje met foto’s van Nederland zien, dat ze zeer geïnteresseerd bekijken. Via onze gids worden over en weer vragen gesteld en beantwoord.
Voor de nacht worden er twee kleine olielampjes aangestoken, wij gaan naar bed en de generator gaat uit.
Het regent de hele avond en nacht.
Donderdag 13 juniBatang Ai NP
Omdat het de hele nacht geregend heeft, is het niet veilig om achter het longhouse te gaan wandelen. De grond loopt omhoog en het is glibberig. De chief bepaalt of het wel of niet kan.
Na het ontbijt laten de mannen hun lange blaaspijp zien. Die hebben ze zelf gemaakt en gaan jaren mee. Ze hebben binnen een grote piepschuimen schietschijf opgehangen en wij mogen met de pijltjes schieten. Na een paar pogingen treft Martijn het middenpunt, de bull. Het lukt hem ook om twee pijltjes snel achter elkaar weg te blazen.
Daarna drinken we een glaasje whisky. Waarom nu, vragen we ons af. Het is nog geen tien uur in de ochtend.
We gaan naar het Mengkak Longhouse, eentje dat veel toeristischer is en deze kunnen we vergelijken met Mengiling Longhouse. Het is maar vijf minuten varen en het is net droog. Bij de ingang staan een totembeeld en een offerpaal. We wandelen hier een stukje omhoog en zien allerlei gewassen die ze hier hebben. Rubberbomen, sereh, ananas, zwarte peper, gekleurde pepertjes, bananen, maniok en andere ons vreemde groenten en planten. Het pad is soms wat steil en glibberig. De steekbeesten hier hebben het voorzien op onze gids en bootsman. Wij hebben ons twee uur geleden ingesmeerd en nu lusten ze ons niet. Zij zijn constant insecten aan het weg slaan.
We zijn net binnen als het weer begint te regenen.
Dit longhouse is helemaal gelijkvloers waardoor er een enorme lange gang te zien is. Het ziet er wat luxer uit. Voor veel deuren en ramen hangen geestenvangers. Er is permanente verlichting en een koelkast. Nadeel is dat, als je hier overnacht je in muskietententjes op de gang moet slapen. Er zijn nogal wat toeristen in een kamertje en die krijgen dezelfde dans te zien als de onze van gisteren. Wij zitten in de keuken met de plaatselijke bevolking en een fles tuak. Ook nu is het nog geen twaalf uur. Er lopen hier meer getatoeëerde mannen rond. Er zijn hier meer lokale jongere mensen en die zitten ook ruim aan de tuak. We hebben ze niets anders zien doen dan lui rond hangen.
Als we terug gaan naar ons longhouse is het weer droog. We hebben mazzel gehad met de regen.
We krijgen nog een lunch waarvoor een aantal gerechten is klaar gemaakt in bamboestengels. Het smaakt wederom prima. We nemen afscheid van de bevolking en het longhouse en varen in een half uurtje in de zon naar het Aiman Batang Ai Resort.
Het meest primitieve deel van de vakantie zit er op. Het was erg leuk! We hebben er van genoten.
Het eten is een buffet met heel veel lekkere dingen en we eten dus veel te veel. Het bier is hier duur; meer dan twee keer zoveel als elders. Met het afrekenen gaat iets fout in ons voordeel en dan valt het weer mee.
Vrijdag 14 juniNaar Kuching
Het regent. Zachtjes dit keer, maar toch.
De overtocht is nu in een overdekte boot en duurt een half uur. We rijden terug naar Kuching. Onderweg zien we in de berm heel wat witte orchideeën. Verder is er niet veel te zien. In Lachau wandelen we nog een keertje over de markt.
Het is gestopt met regenen en de zon komt langzaam door.
Het is druk op de weg met vrachtverkeer.
Vlak voor Serian lunchen we in een andere tent dan op de heenweg met o.a. overheerlijke vis en kip. Echt lekker.
Naar Kuching is het nog vijf kwartier. Dichtbij de stad is het erg druk en zitten voor elke rotonde in een file. Er zijn heel wat rotondes. We zitten in het zelfde hotel als een paar dagen geleden. We lopen naar buiten om geld te pinnen. Dat blijkt dichtbij te zijn. Handig.
We drinken het citroendrankje op het dakterras en ook de happy-hour-Tiger-aanbieding. Er is vandaag een bbq en het wordt vrij druk. Er zijn veel chique aangeklede jonge lokale dames en die drinken allemaal bier.