Zondag 8 mei Naar Mahan
Na het ontbijt worden we uitgezwaaid door de gastvrouw en –heer. Ze gooien een schaal water met kruiden achter ons en de auto aan. Wat wil zeggen: hopelijk kom je snel weer terug.
We gaan op weg naar het zuiden, naar Kerman. Onderweg passeren we Zeinoddin, de karavanserai waar we eigenlijk hadden zullen slapen. We gaan er even thee drinken en rond kijken. Als men vertelt, dat er gisteren 6 Zwitsers en 84 (!) Nederlanders hebben geslapen, zijn wij erg blij, dat we in Taft bij die homestay zijn geweest. We moeten er niet aan denken. 84 Nederlanders. Pfff.
In de omgeving lopen wilde zebra’s rond. Een apart soort en ze zijn grijs met geel. Ook cheeta’s moeten er in de buurt zitten. Wij zien alleen een mooie scharrelaar. Het is blijkbaar te warm voor de zebra’s; men zegt, dat ze momenteel in de bergen zitten.
Het landschap is kaal: veel gruis met wat pollen. In de verte wat bergen. Soms een kudde schapen. Beetje saai.
De wegen zijn goed; de afslagen vreemd. We rijden op snelwegen, waarbij de stroken, net als bij ons, van elkaar gescheiden zijn. Er zijn geen viaducten, maar men heeft rare afslagen om op de andere kant van de weg te komen. Het verkeer blijft hopeloos. Men doet maar wat.
Bij Maymand slaan we af en gaan we het dorp bekijken. Hier zijn honderden jaren oude grotwoningen, die nog steeds gebruikt worden. Het nieuwste gebouw is de moskee en die is 180 jaar oud. Men woont hier niet het hele jaar door. Alleen in de winter zijn ze hier vier maanden. Momenteel verblijft men vier maanden in de woestijn en in de zomer wonen ze vier maanden hoger in de bergen waar ze tuinen hebben. Daar is het koeler.
Maryam checkt de hotelkamers in Kerman en men kan geen reservering vinden en ze zitten vol. De organisatie meldt, dat er kamers in Mahan zijn geboekt. Eigenlijk komt ons dat beter uit. Het plan was om vandaag nog Mahan te bekijken en dan terug naar Kerman te gaan. Nu kunnen we hier blijven en we besluiten om morgen de plaats maar te bekijken. Het is goed zeven uur voor we in het hotel zijn. Bovendien scheelt het morgen ook in afstand als we naar Bam en Rayen gaan.
Er is in de plaats niet zo veel keus aan restaurants. Er is een nieuwe die vijf dagen geleden geopend is. Daar gaan we eten. Omdat ze nieuw zijn, krijgen we een salade cadeau. Verder nemen we kippenkluifjes, lamschouder, kebabspiesen en yoghurt met komkommer. Het smaakt heerlijk en het is goedkoop. Met z’n vijven zijn we 1 miljoen kwijt (€ 25).
Maandag 9 mei Mahan, Bam, Rayen
Het wordt vandaag een lange dag. We maken een dagtrip naar Bam en Rayen. Eerst naar Bam, dat het verst weg is: een kleine 200 kilometer ten zuiden van Mahan. De weg is goed. Wel is er een politiecontrole, want dit is ook de weg naar Afghanistan. En er wordt nogal wat drugs gesmokkeld tussen deze twee landen. Er zijn hondencontroles, maar ook controles met bijen. Die vliegen als één hoop op opium af, dat van papavers gemaakt wordt.
Bam en zijn citadel zijn in 2003 totaal verwoest door een heftige aardbeving. Men is meteen begonnen met herbouwen. Het dorp staat al grotendeels en de citadel schiet ook al op. Hij helemaal nagebouwd, zoals die voor de beving er uit zag. Momenteel wordt er ook gewerkt, maar als we het tempo van die mannen zien, verbazen we ons, dat er al zo veel weer herbouwd is. Het is ook dan wel erg warm, maar dat schijnt hier normaal te zijn. De straat met de oude bazaar is al klaar en ook muren en torens van wat ooit het koningspaleis is geweest. Andere delen liggen nog helemaal in puin. Maar we vragen ons ook af hoe de staat van de citadel was voor de aardbeving. Er wonen al honderdvijftig jaar geen mensen meer, dus de huizen zullen ook wel niet meer in tact zijn geweest. Maar dat vertelt het verhaal niet.
Er zijn naast ons nog twee toeristen. Dat zullen de enigen toeristen zijn, die we vandaag te zien krijgen. En daar verbazen we ons wel over. Bam ligt wel een beetje uit de richting, maar Rayen ligt niet ver van Mahan en Kerman af en daar is helemaal niemand.
We rijden terug richting Mahan en slaan even daarvoor af naar een waterval die voorbij Rayen ligt. Dat is een geliefd picknickoord en wij gaan ook picknicken. We zitten hier op 2.800 meter hoogte. Dat is te merken aan de temperatuur, maar wat erger is: het regent en het dondert en bliksemt! En dat in deze tijd van het jaar. Wij schuilen bij een winkeltje en krijgen thee van de eigenaar. Erg aardig, nietwaar. De lucht blijft donker, maar als het opklaart, wagen we het er toch maar op. We sjouwen alle spullen richting waterval. Er staan ronde stenen muren waarbinnen allerlei mensen zitten te eten en te drinken. Er zijn bbq-plaatsen en een ijskoude rivier waar we alles kunnen wassen. Het is schoon water wat recht uit de bergen komt. We rijgen kip aan enorme spiesen en gaan die roosteren. Eenmaal klaar leggen we ze op plastic bordjes en gaan de tomaten en champignons op het vuur. De plastic borden staan te dicht bij het vuur en we redden ze voordat ze teveel smelten. Af en toe regent het even, het is best frisjes (we kunnen een trui gebruiken, maar die hebben we niet bij ons), soms schijnt de zon en het is erg gezellig. We hebben ook nog fruit, aardappelsalade, uien, sla, brood, cola, pistachenootjes, zure augurken, chips, tomatenketchup. Kortom: we eten veel te veel.
De koffie bewaren we voor later. We pakken alles weer in en rijden een stuk naar beneden, waar de temperatuur wat aangenamer is en zetten de auto langs de kant van de weg. Met een kleine percolator zet Mohsin kleine kopjes sterke koffie. Wij zoeken op onze telefoon naar het liedje ‘één kopje koffie’ en omdat de weg erg rustig is, danst Maryam er midden op de weg lustig op los.
We rijden naar de citadel van Rayen. Deze is kleiner dan die in Bam, maar beter bewaard gebleven. We kunnen verschillende keren via grote traptreden naar boven, waar we een mooi overzicht op het complex hebben. Op de achtergrond liggen besneeuwde bergen. Wat ons hier in Iran opvalt, is dat er nergens beelden zijn. Er zijn alleen (resten van) kale huizen en paleizen. Soms wat binnentuinen vol met rozen in allerlei kleuren. Dat is meteen de enige kleur in het geheel. Sommige rozen staan zo perfect open, dat ze niet echt lijken.
Rozen zie je overal in Iran. In deze tijd van het jaar tenminste. Ook in Shahzadeh Gardens, een mooi voorbeeld van een oude Perzische tuin. Een grote waterpartij is omgeven door talloze bloeiende rozen. Voornamelijk witte. We zijn hier in het begin van de avond, net tegen het donker worden. De bijbehorende gebouwen worden mooi verlicht door gekleurde lampen. Een ook de vijvers die door middel van watervalletjes met elkaar verbonden zijn, worden verlicht. In de gebouwen zitten mooie gekleurde ramen.
Ze vertellen, dat er hier vanmiddag een kleine tyfoon was (toen wij bij de waterval de regen en onweer hadden).
Weer terug in Mahan gaan we meteen eten in hetzelfde restaurant als gisteren. We hebben eigenlijk nog geen honger, want de lunch was laat en veel, maar we moeten wel wat eten. We houden het bij een salade, yoghurt en één portie lamskebab voor ons allen. We proberen het moslimbier, dat ze hier verkopen: The Three Horses uit Breda. Smaakt niet zo goed als Bavaria, maar beter dan het lokale bier.
Dinsdag 10 mei Naar Shahdad
Na het ontbijt rijden we naar Kerman. Zoals overal is hier een moskee, een markt en een badhuis. We beginnen bij de Hamam-e Ganjali-khan. Een mooi badhuis, waar men poppen in heeft gezet om te laten zien hoe het er vroeger aan toe ging. Wel grappig. Er is een mooi plafond met allerlei hoekjes die mooie schaduwen geven.
Via de markt komen we bij de Jameh-moskee, een vrijdagsmoskee, die ze in werkelijk elke plaats hebben.
Ook in Kerman zien we geen toeristen. Op de markt komen de (jonge) in het zwart geklede vrouwen op ons af voor een praatje. Veel Engels kunnen ze niet, maar de paar woorden die ze spreken gebruiken ze.
Ook in de stad hebben ze veel u-bochten in de wegen. Op deze manier kun je makkelijk van rijbaan wisselen en er gebeuren minder ongelukken dan met ‘Staphorster’ kruisingen. In Nederland zou dit niet werken, omdat de wegen hier veel te vol zijn.
We willen lunchen bij een Italiaans restaurant, maar dat is een beetje moeilijk te vinden doordat er allerlei wegen zijn afgezet vanwege de aanleg van de metro. In de tussentijd is Allah zijn handen aan het wassen; met andere woorden: het regent. Het is een aardige bui, maar zeer plaatselijk, wat we zien als we verder rijden.
We gaan naar het oosten, naar de Kaluts en dan naar een homestay in Shahdad.
Al snel rijden we de bergen in en wordt het droog. Warm blijft het sowieso vandaag. We rijden niet omhoog, maar blijven beneden langs de droge rivierbedding rijden. Af en toe zien we een boom, een enkele andere auto. Dat is het wel. We stoppen in een dorpje voor een wandelingetje langs allerlei bomen: granaatappel, kamperfoelie, walnoot, druif, witte poederkwast. We eten een ijsje en kopen meloen.
De bergen houden al snel weer op en het wordt vlak en kaal. We zakken van 2.600 meter naar 400 meter. Het wordt steeds warmer ondanks dat de zon niet schijnt. We meten 35° zonder zon. Een paar jaar geleden is hier in de Dasht-e Lut-woestijn de warmste temperatuur ooit op aarde gemeten: 70,7°. We mogen blij zijn, dat de zon niet schijnt!
Dan zien we langzaam de Kaluts opdoemen. Het is het grootste van dit soort gebieden. Dit soort stenen rotsen vind je op meer plaatsen, maar nergens zo uitgestrekt als hier. We klimmen een paar rotsen op en hebben prachtig uitzicht op het omringende landschap. We kijken een hele tijd rond in dit desolate gebied. Ineens zien we beneden ons vier wandelaars. Bepakt met matjes lijken ze de nacht hier ergens door te willen brengen. Waarschijnlijk willen ze de schitterende sterrenhemel zien, maar dat kunnen zij (en wij ook) wel vergeten door de bewolking. We zien een auto staan, die die mensen heeft afgezet. Even later komen er nog twee auto’s aan. Mohsin snijdt een water- en een gewone meloen in schijven, die hier toch wel heel erg lekker zoet smaken. Wat een verschil met die bij ons.
We vertrekken naar de homestay in Shahdad en zien onderweg nog even een klein stukje mooie lucht en een stukje zoutwoestijn.
De homestay is niet veel. Erg eenvoudig, twee kamers met een open boog er tussen. In de andere kamer zit de airco die Gerda en Carlo de hele nacht aan laten staan.
Bij het huis hoort ook een zitkamer waar Maryam en Mohsin later zullen slapen. De hele vloer is bedekt met een aantal tapijten en wat kussens tegen de muur. Voor het diner wordt in het midden een stuk plastic neergelegd en daarop komen de schotels kip, rijst, groente, schaaltjes met overheerlijke yoghurt en natuurlijk brood. Het smaakt ons prima. We mogen hier binnen onze ‘sjalaf’ (normaal is het altijd 'shalom'). Amir, de eigenaar, zit bij ons te eten; zijn vrouw zit apart om het hoekje. ’s Morgens bij het ontbijt zal ze wel bij ons zitten.
Als we terug naar ons deel gaat, regent het buiten. Het is een wonder: de mensen die hier wonen, hebben het hier in Shahdad nog nooit zien regenen. De kinderen gaan naar buiten om te kijken. Hebben wij weer: willen we sterren kijken, regent het.