Indonesië: Sumatra - Java - Bali
31 augustus t/m 2 oktober 1988
INDONESIÉ bestaat uit 13.667 eilanden, waaronder drieduizend bewoonde. Het beslaat een afstand van Schotland tot Iran. De natuur is enorm rijk en divers. Dat geldt ook voor de culturen van de meer dan driehonderd verschillende bevolkingsgroepen, waarin de adat (de eeuwenoude traditie) nog altijd allesbepalend is.
SUMATRA is een van de grootste eilanden van de wereld (tien keer zo groot als Nederland). Het is 1.750 kilometer lang en er wonen 30 miljoen mensen. Het is een eiland met veel bergland, uitgestrekte tropische regenwouden, bijna honderd vulkanen, waarvan er vijftien nog actief zijn. Export: olie, tin, rubber palmolie, thee, koffie, tabak, kokosnoot, hout.
JAVA is het dichtst bevolkte eiland met 60 miljoen inwoners. Het is twaalfhonderd kilometer lang. Het is een eiland met veel rijstterrassen en theeplantages.
Export: rijst, specerijen, thee.
BALI is honderdveertig kilometer lang en tachtig kilometer breed en er wonen 2,5 miljoen mensen. Het is een eiland met terrasvormige sawa's, groepen palmbomen, bergen in het noorden en stranden in het zuiden.Export: koffie, vee.
Woensdag 31 augustusNaar Singapore-stad (Singapore)
Om 13:15 uur vertrekken we met de auto om Wout en Ria op te halen. Op Schiphol staat Arthur ons op te wachten, omdat hij onze auto zal meenemen. We maken kennis met een deel van de groep: twaalf personen. Vijf anderen zouden reeds in Indonesië zijn. We maken deze reis met Baobab.
We vliegen om 17:30 uur in plaats van 17:00 uur en zitten in het middenpad. Helaas geen zicht naar beneden. Na een uurtje bereiken we Zürich, waar we een uur moeten wachten. Van hieruit vliegen we om 20:00 uur naar Singapore.
Donderdag 1 septemberSingapore-stad
We landen om 14:05 uur plaatselijke tijd (zes uur tijdsverschil met Nederland). De vliegreis is meegevallen, we hebben redelijk kunnen slapen.
In Singapore is de temperatuur zo'n 30º. Na aankomst gaan we naar het chique Excelsior Hotel (met welkomstdrankje) en gaan we wandelen richting haven. Eerst bekijken we huisjes aan het water met op de achtergrond hoge flats. Daarna lopen we richting China Town. We bezoeken de mooiste moskee, waar we een moeilijk verstaanbare Engelse rondleiding krijgen van een oude Chinees.
Verrassing: de eerste regenbui.
Op naar de volgende tempel: een Indiase dienst: veel herrie, veel wierook.
Er is een groot verschil tussen al die wolkenkrabbers en de oude buurten met kleine huisjes. Langzaam maar zeker zullen die allemaal afgebroken worden, zodat er ook torenflats geplaatst kunnen worden. Erg jammer, want die kleine huisjes maken het nou net leuk.
's Avonds gaan we met de hele groep eten bij een grote plaats met allemaal verschillende eettentjes. Je kunt wat uitzoeken wat dan voor je klaar gemaakt wordt. Kosten: Singapore$ 1,80 (ƒ 2) p.p. Het drankje, vers mangosap, is duurder: $ 3,50. We moeten met stokjes eten en dat kan niet iedereen!
Terug in het hotel drinken we een 'Singapore Sling'. Dat hoort er nou eenmaal bij. Daarna gaan we uitgeput naar bed om 22:45 uur, want morgen moeten we om 5:30 uur opstaan om weggebracht te worden naar het vliegveld voor de vlucht naar Sumatra.
Vrijdag 2 septemberNaar Medan (Sumatra, Indonesië)
Het vliegtuig vertrekt om 8:45 uur en we komen op 8:40 uur in Medan op Sumatra in Indonesië aan (een uur tijdsverschil dus). De warmte valt ons mee. We worden door Joop, onze reisleider, opgewacht en we gaan met de bus naar het oude koloniale hotel De Boer. Hier blijken de vijf anderen medereiziger(st)ers en de vriendin van Joop, Yvonne, er al te zijn. Totaal zijn we met drieëntwintig personen inclusief reisleider + chauffeur + gids.
Na alweer een welkomstdrankje, wisselen we snel wat geld. De straat oversteken is een ware ramp. Veel auto's, meer brommers en nog veel meer motorbetjahs. Die brommers en betjahs gebruiken allemaal een mengsel van benzine met olie: een walmen komen eruit! En een herrie.
Allemaal stappen we in de bus voor de twee uur durende tocht naar Bohorok, het rehabilitatiecentrum voor orang oetangs. Deze beesten zijn vroeger huisdieren geweest en later los gelaten in het oerwoud. Om ze te laten wennen, worden ze twee keer per dag bijgevoerd door mensen. Schitterende natuur: een snel stromende rivier met junglegeluiden op de achtergrond. Helaas. Het heeft de voorgaande dagen zo veel geregend, dat we de rivier niet over kunnen steken. Jammer, we hadden die mensapen graag willen zien. Maar wij hebben er toch nog een gezien. Als we ergens citroensap zitten te drinken, zien we hem in de verte door de bomen slingeren.
Op de weg terug rijden werkelijk helemaal volgepakte bussen en auto's vol met mensen. Tot op het dak toe. 't Schijnt dat dat voor de helft van de prijs kan. Voor sommige bruggen moeten ze er allemaal af, omdat de bus mèt mensen er niet onder past.
Langs de kant van de weg kopen we een bosje ramboetans. Een soort lychees. Lekker.
's Avonds eten we bij de Chinees Tip Top, in de tempu-dulu-tijd een chique theehuis. Ondertussen barst er een onweersbui los met een heuse tropische regenbui. 't Zal de laatste niet zijn. Gelukkig kunnen we een groot stuk overdekt terug lopen. Hoewel we het laatste stukje sprinten, zijn we toch doornat. Ook dat moet je ooit meemaken.
Om 11:45 uur gaan we naar bed. Alles bij elkaar is het een lange, indrukwekkende dag geweest.
Zaterdag 3 septemberNaar Brastagi
Lekker uitgeslapen tot 9:30 uur. We zitten snel in het goede ritme. Daarna gaan we in Medan kijken. Wat een ontzettende smerige stad. Een hele blauwe walm hangt er en iedereen gooit alles achter zich neer. Vooral als het net geregend heeft, is het een grote vieze modderpoel.
We doen wat inkoopjes in het city-plaza, alwaar we ook eten. In het grote warenhuis staan vijftien kassa's, met daarachter een kassajuffrouw en een juffrouw die alles inpakt. Totaal staan er dus dertig mensen niets te doen, want er zijn (nog) geen klanten. Niet te geloven. Die mensen zullen bijna niets verdienen, want het eten is spotgoedkoop. Ze hebben van alles: hagelslag, pindakaas, speculaas, chocoladerepen van Verkade. Zo noemen ze het in Indonesië ook: da's wel gemakkelijk.
Met de bus vertrekken we richting Brastagi.
In Medan rijden we door de oude koloniale buurt. Wat een villa's en tuinen. Een groot verschil met de gewone stad, een groot standsverschil moet er zijn. Eerst bezichtigen we de moskee van Medan. Iedereen schoenen uit, de vrouwen een hoofddoekje om en iedereen met een korte broek of rok krijgt een sarong. De moskee is niet geweldig. Wat dat betreft, zijn wij verwend.
Vervolgens gaan we naar het sultanspaleis oftewel het kraton. Een oud mannetje is zeer verheugd, dat wij uit Nederland komen en vraagt meteen honderduit in het Nederlands. Hij spreekt dat erg goed. De eieren op de boom zijn voor de versiering, alhoewel ook wel eens verteld wordt, dat ze op de plant zitten, omdat de punten zo scherp zijn, zodat niemand zich kan bezeren. Vervolgens gaan we naar een Chinese tempel, waar we uitleg krijgen over de Chinese gebruiken. Je mag binnen niet fotograferen. Waarom, dat weet niemand.
Onderweg naar Brastagi is een schitterende natuur: allemaal oerwoud. Veel mooie bloeiende planten. Thuis heb je de grootste moeite om ze goed te houden. In de tropen groeien ze gewoon in het wild en dan tien keer zo groot. Wat frustrerend.
Vlak voor Brastagi stoppen we bij het Karo-Batakdorp Peceren. Hele typische huizenbouw. In zo'n huis wonen acht gezinnen. Het is een grote ruimte zonder voorzieningen, zelfs zonder licht. De Karo-Bataks zijn een van de vele etnische groepen in Indonesië en een van de vijf verschillende Batakstammen.
's Avonds eten we met de hele groep een uitgebreide rijsttafel. Erg lekker.
In Brastagi is het trouwens lekker koel. Hooguit 20º. Het lijkt veel op het Nederlands weer. Alleen blijft het hier ook 's avonds aangenaam. We overnachten in een soort motel: Bere Kanona.
Zondag 4 septemberBeklimming Sibayak
Een vermoeiende dag.
Na het ontbijt gaan we om 8:30 uur weg voor een wandeltocht en om 16:10 uur zijn we pas terug. Moe! Het was afgelopen dagen twijfelachtig of we de tocht konden lopen, omdat het de dagen ervoor zo veel geregend heeft. We zijn blij, dat het doorgaat.
Eerst wandelen we door de kampong. Heel erg leuk. Alle mensen zijn even vriendelijk, lachen en zeggen 'hallo'. Een klein stukje bergop door het oerwoud, dan een uur naar beneden. Dat valt mee. Heel veel Indonesische toeristen ('t is zondag) komen we tegen. Na een korte drinkstop in Semangat Gunung beginnen we aan de beklimming van de Sibayak van 2.370 meter hoog. Eerst door het oerwoud, erg soppig met allemaal bamboe latten dwars over de weg, waar je over kunt lopen. Na een tijdje beginnen de traptreden, die doorlopen tot bijna bovenaan de vulkaan. Langzaam zie je het oerwoud minder dicht worden en kom je in een rotsachtige omgeving. Boven kijk je in de oude vulkaankrater, waar wat water in staat. Mannen zijn bezig zwavel te delven (een enorm smerig werk) en brengen het vervolgens in vijftig kilozakken te voet naar beneden. Bovenop waait het stevig en er trekken steeds wolken voor de zon, zodat het frisjes is. We hebben mazzel met het weer. Het is een zonnige dag zonder regen.
De afdaling is een en al glibberen. Het is een smal paadje dat naar beneden loopt. We zakken bij elke stap tot onze enkels in de rode, vette klei en dan glijden we een stukje naar beneden. Je kan niet naast het pad gaan lopen, want de berm is dicht begroeid. We zijn nog geen uur terug in het hotel, de laatste wandelaars zijn net terug, of het begint te plenzen.
We gaan door de regen wel eten in het dorp. Het eettentje dat Chris heeft aanbevolen is echter niet te vinden (misschien gesloten). Op de terugweg haalt Martijn een paar natte voeten omdat het waterpeil op de weg te hoog is. Lia's voeten blijven droog; het water staat tot net onder de bovenrand van haar schoenen.
Maandag 5 septemberNaar Tuk Tuk op Samosir-eiland
Om 6:00 uur worden we gewekt. Eerst rijden we naar Dokan, een weinig bezocht Karo-Batakdorp. Zeer oorspronkelijk. Al het vee, kippen, varkens, koeien, loopt los in het dorp rond. We mogen zo'n huis van binnen bekijken. Acht gezinnen wonen hier, die allemaal familie van elkaar zijn. Met twee gezinnen delen ze een keuken. Vier gezinnen mogen niet in het gedeelte van de andere vier komen. De jongens gaan weg als ze elf, twaalf jaar oud zijn.
Onderweg naar het Tobameer passeren we de fraaie Si Piso Piso waterval. We hebben geluk, dat de zon schijnt. Zo zien we extra mooie kleuren. Even verderop ligt het tweehonderdvijftig jaar oude Simalungun-Batakpaleis, het koningshuis. Het is nog helemaal in originele staat. Slechts enkele planken zijn vervangen. De koning woonde hier met twaalf vrouwen, ieder met een eigen plaatsje en ieder had een bepaalde taak: een zorgde voor het eten, een voor het vuur enz. enz.
Met de boot varen we vervolgens het Tobameer op naar Tuk Tuk op Samosir-eiland. Wat een schitterende ligging van het hotel. Veel bloeiende planten, huisjes pal aan het water, elk huisje heeft een eigen terras: trappetje af en je staat aan het heerlijke zwemwater. Paraplu in de kast voor als het gaat regenen. Wat wil je nog meer.