Zondag 24 novemberKei
We varen naar Ohoidertulu. Het water is een beetje ruw. Daarom moeten we tot vrij dicht voor de kust varen om de bootjes uit te kunnen zetten voor onze snorkeltocht. Al voor we van boord gaan, komen er bootjes aangevaren met groepjes kinderen. Aan de kust is een klein dorpje waar zij wonen. De bevolking loopt uit en keurt ons. Martijn wordt vijf keer in zijn kuiten geprikt. Iedereen heeft een snorkel en duikbril uitgezocht en houdt deze voor de rest van de trip.
De zee is groen, de lucht blauw, het strand wit, de palmbomen groen. We snorkelen met kleren aan om verbranden tegen te gaan. Voor de kust ligt alleen maar zand in het water en daar zitten dus geen vissen. Met een bootje varen we een stukje verder waar meer te zien is. Geen grote vissen, maar wel mooie.
We spoelen ons af op het achterdek en hangen alles te drogen.We varen twee uur verder naar Kei Tanimbar, dat ten zuidwesten van Kei Kecil ligt en waar het meest oorspronkelijke dorp van Kei ligt. Eerst gaan we weer snorkelen. Dit keer niet vanaf het strand, maar vanaf de bijbootjes. En hier is het heel mooi. Veel gekleurde vissen overal om ons heen. De zon schijnt wat het allemaal wat mooier maakt dan als het bewolkt is. We blijven een hele tijd onder water. Prachtig. Martijn ziet een stuk of twintig anderhalve meter lange bultkoppapegaaivis. Heel indrukwekkend.
Aan het eind van de middag gaan we een dorpje aan de andere kant van het eiland bezoeken. Dat ligt aan de windkant en die wind is zo hard, dat dat niet eerder op de dag kan. We gaan in drie keer en wij zitten bij de laatsten. De eerste boot stopt bij een strand en komt terug. De tweede gaat een heel stuk verder naar waar het dorp is. De eerste worden bij het strand opgehaald en daar ook heengebracht. Wij, de laatsten, zitten ondertussen aan het bier, want het wordt al donker en wij gaan dat zeker niet redden. Twee vrouwen van de eerste boot komen meteen mee terug zonder eerst naar het dorpje te gaan. Zeik- en zeiknat zijn ze. Niet van de regen, maar van het buiswater. Later in het donker komt de rest ook terug, enigszins beschermd door de poncho's die de bemanning mee had genomen. Het bleek een aardig dorp met nog traditionele huizen.
Wij zien een wazige rode zon langzaam in het water zakken en de lucht een beetje kleuren.
Als diner krijgen we overheerlijke rendang.
Als iedereen aan boord is vertrekken we naar de het noorden, naar de baai dicht bij Tual en Langgur. Niet bepaald een rustige oversteek, maar ondertussen zijn we wel wat gewend. Niemand wordt zeeziek.
Maandag 25 novemberKei
We liggen in de baai voor de stad. Tual is de hoofdstad van de Kei-eilanden en ligt op Kei Dula. Door een brug is het verbonden met Langgur, dat op Kei Kecil ligt. Het water is hier lekker rustig. De omgeving niet, want er liggen veel boten, grote tankers vooral. Op de oever veel huizen en fabriekjes
Het is bewolkt, maar droog. We zouden eerst naar het strand, maar gaan vanwege de bewolking eerst het dorp bekijken. En dan maar hopen, dat het vanmiddag droog en zonnig is.
We wandelen door de straten en zien veel winkels: supermarkten, apotheken, garages voor brommers. De enige souvenirs die van dit eiland komen, zijn parels en pinda's. Het overige, als dat er al is, komt uit Ambon. Het ziet er allemaal goed uit. De huizen en moskeeën zijn aardig gekleurd en er ligt geen troep op straat. Aan drie mannen vragen we de weg naar de brug die naar Langgur gaat en ze wijzen alle drie een andere kant op! Schoolmeisjes hebben mobieltjes en willen foto's van ons maken. Het is wel even wennen, die drukte.
In Langgur is niet zo veel te zien.
Het valt ons op, dat er helemaal geen sarongs meer worden gedragen. We zien ze nergens meer. Mannen dragen een gewone broek en vrouwen een rok en heel vaak een hoofddoek.'s Middags rijden we in drie kleine bemo's Kei Kecil over. Het zijn kleine auto's, laag in ieder geval en Martijn moet zich helemaal dubbel vouwen om z'n hoofd kwijt te kunnen. We treffen het, want de zon is ondertussen gaan schijnen. Eerst gaan we naar Ohoidertawun, een klein dorp met een mooi strand. Het is eb en de zee is honderden meters ver weg. Het zand is vrij hard, je kunt er zo over lopen, en overal liggen mooie lichtblauwe plassen en droog gevallen vissersbootjes. Een heel mooi gezicht. We scharrelen wat langs het water, zien mooie vlinders, vogels, palmbomen en bleke krabbetjes.
Daarna een half uur rijden naar Ohoidianpulau. Een eilandje, zoals de naam al zegt, verbonden met het vasteland door een lange verroeste brug waar stevige planken op liggen. Onderweg naar Pasir Panjang, het mooiste strand volgens Eric, zien we wat paarse orchideeën langs de kant van de weg. Wij vinden het (lang) niet het mooiste strand, maar het is niet verkeerd. Palmbomen langs de kant, een strand en de mooie zee geven een mooi plaatje. Er is hier een soortement resort met wat winkeltjes. We kopen een biertje, het kost wat moeite om een koude te vinden, en kijken op een strandstoel naar de zonsondergang.
Terug op de boot vertrekken we meteen richting Banda-eilanden. Afhankelijk van het weer onderweg zal besloten worden of we een stop maken op het eiland Kur.
Het waait vrij hard en iedereen heeft moeite overeind te blijven. De hele nacht zullen we regelmatig omrollen en we moeten ons klem leggen om niet uit bed te rollen. We zijn vrij veel wakker, maar slapen toch genoeg.
Dinsdag 26 novemberNaar Banda
Om 6:00 uur, als het licht wordt, staan we op, zoals iedere dag. We gaan naar boven, drinken een espresso en gaan op het bovendek liggen schommelen. We varen Kur voorbij. Jammer. Het is dan nog 24 uur varen naar Banda en willen daar zoveel mogelijk tijd doorbrengen. Er schijnt veel meer te zien te zijn dan op Kur.
Het dek is net gemopt, zodat we nog meer moeite hebben om overeind te blijven. We zwalken van deurpost naar tafel, naar bar, naar stoel. We drinken beneden koffie, want die zouden we niet in ons kopje kunnen houden als we naar boven gaan.
Er wordt wel op het bovendek voor het ontbijt gedekt, maar alles gaat schuiven en glazen vallen op de grond. Iedereen die boven aanwezig is, gaat aan tafel zitten en houdt zoveel mogelijk vast. Het eten valt uiteindelijk nog wel mee.
Het is weer een relaxte dag. De hele dag op het water. Nog nooit eerder hebben we een vakantie gehad waar we zo weinig hebben gedaan. Maar we kunnen niets... Dus blik op oneindig en verstand op nul. We genieten wel! We hebben mooi de tijd om het verslag bij te werken.
De zee blijft wat wild en net na de lunch krijgen we een grote bui. Alles wordt snel dichtgemaakt, maar men kan niet voorkomen, dat het dek bij de bar helemaal blank komt te staan. Als het al regent, zijn het korte buien. Ook nu is het snel weer droog.
Woensdag 27 novemberBanda Neira
Om 6:00 uur bereiken we de Banda-eilanden. We liggen voor anker tussen Banda Neira en Gunung Api. Een prachtige baai. Zo dicht tussen de eilanden is het water rustig. Er liggen veel boten en bootjes. In het water zien we een schildpad rondzwemmen. En even later komt een oorlogskano, een kora kora, aan varen met 25 roeiers en een trommelaar. Ze varen om onze boot heen en wij gaan in de kleine bootjes om ze beter te kunnen zien. Ziet er mooi uit.WWe gaan door naar Banda Neira en dat bezoeken we onder leiding van een gids. We zien hier de eerste toeristen sinds anderhalve week.
Eerst naar het museum waar foto's hangen van de vroegere gouverneurs en hun boten. Dan naar Fort Belgica dat helemaal gerestaureerd is en we hebben hier mooi zicht op de vulkaan Gunung Api. Die zie je trouwens overal op Banda er boven uit steken. Hij is niet zo hoog (666 meter), maar overal te zien.
Van het Nassau-fort is niet zo veel over, maar ook hier mooi uitzicht. Overal in de straten zien we zeiltjes met nootmuskaatbolletjes liggen. Verder verschillende stenen en poorten met het VOC-embleem. Hier ligt een stukje Nederlandse geschiedenis. Ook het oude huis van de gouverneur bekijken we. In de straten staan nog veel oude huizen in Oud-Hollandse stijl. Houten huizen met grote brede veranda's.
Voor de lunch kunnen we snel een uurtje snorkelen. Banda schijnt een van de mooiste plekken te zijn, dus we zijn benieuwd. We varen een stukje met de boot en laten ons dan het water in plonzen. Fel gekleurde vissen in alle kleuren van de regenboog. Sommige groot, de meeste kleiner, maar allemaal heel erg mooi en ze zijn met heel veel. Eentje van de groep heeft een haai gezien, maar wij niet. Zeker de moeite waard.
's Middags varen we met de bijboot naar Lonthor op Banda Besar.We lopen door het dorpje en zien ook hier heel veel nootmuskaat liggen. De huizen hier zijn er erg modern uit. Waarschijnlijk allemaal opnieuw opgebouwd na de laatste eruptie van de Gunung Api. We lopen heel veel trappen op en komen bij een oude nootmuskaatplantage. Er groeien veel kenari's, hele grote hoge bomen waaronder de nootmuskaatbomen staan. Die hebben schaduw nodig anders doen ze het niet. De boeren moeten de noten 's morgens vroeg plukken, omdat ze anders opgegeten worden door de duiven die daar dol op zijn. Ondanks ons verleden, worden we overal vriendelijk verwelkomd
Fort Hollandia is niet veel meer. Wat overwoekerde muren en wat plaquettes.
We gaan snel terug, want we willen nog een keer snorkelen. We gaan nu naar een iets andere plek en hier is het nog veel mooier. Ongelooflijk veel vis zit er. Hele scholen dezelfde vissen zwemmen rustig rond. Het is helemaal geweldig. Mooi licht ook door de zon die op het water schijn en er is veel zicht. Prachtig.
Terug aan boord krijgen we onze vijf-uur-snack: rauwe tonijn met komkommer, bosui en soya. Twee grote borden met tonijn staan er en die gaan schoon op.