Indonesië - Molukken: Papoea - Aru - Kei - Banda - Lease - Ambon
13 november t/m 1 december 2013
Nieuw-Guinea is, na Groenland, het grootste eiland ter wereld. De linker helft valt onder Indonesië en is onderverdeeld in de provincies PAPOEA en West-Papoea (voor 2000 samen Irian Jaya). Van de bijna 2,5 miljoen inwoners zijn 1 miljoen Papoea’s en 1,5 miljoen Indonesiërs van andere eilanden. De Papoea’s zijn de oorspronkelijke bevolking. Er zijn meer dan 230 verschillende stammen, die 200 verschillende talen en 800 dialecten spreken. Vanwege het klimaat leven de Bergpapoea’s op een heel andere manier dan de Kustpapoea’s. Bij de Bergpapoea’s is het hoofdvoedsel zoete aardappelen of cassave. De Kustpapoea’s leven van sago en vis.
ARU, KEI, BANDA, LEASE en AMBON horen bij de Molukken (Maluku) wat een eilandengroep van ruim 1000 eilanden in het oosten van de Indische Archipel is, gelegen tussen (met de klok mee) Celebes, de Filippijnen, Nieuw-Guinea en Timor. De Molukken behoren geografisch tot Melanesië, maar politiek tot Indonesië. De Molukse eilanden kennen een grote variatie aan natuur, cultuur en landschap. Vrijwel alle eilanden zijn bergachtig met mooie zandstranden en omgeven door mooie koraalriffen. Ze worden ook wel de specerijeilanden genoemd.
Route Indonesië Papoea
Woensdag 13 novemberNaar Sanur (Indonesië)
We maken een unieke bootreis in de voetsporen van de beroemde Britse ontdekkingsreiziger, antropoloog, bioloog en geograaf Alfred Russel Wallace. Met een comfortabele boot maken we een tocht van de Asmat-stam in Papoea naar de Molukken. Dimsum heeft deze veertiendaagse reis (eenmalig) georganiseerd.
Om enigszins aan het tijdsverschil en het klimaat te wennen, gaan we eerst een paar dagen naar Bali, voordat we naar Timika op Papoea vliegen.
Daarna gaan we, omdat we twee weken te kort vinden voor zo’n lange vliegreis, Down Under. Eerst naar Australië: Red Centre, over land van Sydney naar Melbourne en vervolgens door naar Tasmanië. En omdat we toch in de ‘buurt’ zitten, ook meteen maar naar Nieuw-Zeeland.
In totaal zijn we drie maanden onderweg.
We vliegen op een mooie tijd: 's middags om 12:00 uur, zodat we op de gewone tijd op kunnen staan. Op Utrecht Centraal moeten we even wachten tot het 8:55 uur is, voordat we inchecken. Pas dan is het treinvervoer goedkoper. We zijn niet de enige die daar op wachten. We moeten even doorlopen, want de trein vertrekt 3 minuten later. Het gaat allemaal voorspoedig en we zijn snel ingecheckt. De paspoortcontrole mogen we zelf doen. Dat hadden we nog niet eerder meegemaakt, terwijl die apparatuur toch al anderhalf jaar in gebruik schijnt te zijn.
We vliegen eerst naar Kuala Lumpur in bijna twaalf uur.
Donderdag 14 novemberNaar Sanur
Daar halen we de instapkaarten op voor Denpasar en twee uur later vliegen we de laatste drie uur naar Bali. Alles gaat voorspoedig en om 12:00 uur landen we op Bali. We halen een visum, pinnen geld, gaan door de douane en pikken onze bagage op. En dat alles binnen een half uur. Lekker. Eenmaal buiten gaan we naar de taxistandplaats waar je een kaartje naar een plaats koopt, je krijgt een taxi toegewezen en dan ga je. Vroeger waren er veel ongeregeldheden bij de taxi's en werden veel mensen afgezet. Door het op deze manier te regelen, is iedereen tevreden.
We hebben zeven uur tijdsverschil. Het weer is warm, vochtig, maar droog.
Onze eerste indruk van Bali: overal staan tempels, offerplaatsjes met parasolletjes erboven en totempalen. Voor alle winkels ligt wat en ook in onze taxi ligt een offertje op het dashboard. Men rijdt vrij georganiseerd. In een half uur zijn we in hotel Tamukami in Sanur. Rond het zwembad liggen kamers gegroepeerd. De onze ligt op de eerste en tevens bovenste verdieping. We hebben grote ramen waardoor we op het zwembad met het vele groen en bloemen, vooral orchideeën, er omheen kijken. Een grote ruime kamer met een heel groot bed en een enorme badkamer. Lekker.
We krijgen een welkomstdrankje, leggen de spullen in de kamer en gaan twee uur slapen.Daarna lopen we het dorp door. Terrassen, hotels, restaurants, soms een winkeltje, boekingskantoren. Allemaal zij aan zij, de hele straat lang. Veel meer is het niet. Het is een en al toerisme, maar toch schijnt het hier nog een stuk rustiger te zijn dan in Kuta en Legian. Kun je nagaan hoe het daar moet zijn.
WWe zien zowaar een aankondiging met daarop de intocht van Sinterklaas met z'n Zwarte Pieten. Grappig. Hier is dat blijkbaar geen probleem.
Overal liggen offertjes op de stoep: een gevouwen stukje bananenblad met wat rijst, groente, een koekje, een bloemetje. Ziet er wel heel leuk uit. Iedereen is erg aardig en vriendelijk. We worden overal wel naar binnen gepraat, maar men is niet hinderlijk. Het is niet meer dan een handgebaar en wat woorden. Niet agressief.
Woorden van Nederlandse afkomst vallen ons op: pos polisi, koperasie, radiostasion, parkir gratis, bensin, ballen gehakt, notaris, kontrak, rekening. Grappig.
Het is overal happy-hour en we belanden op een terras. Al die terrassen zijn overdekt, maar wel helemaal open aan de voorkant, zodat je het idee hebt, dat je buiten zit. We gaan voor de Bintang besar, een grote fles Indonesisch bier. We krijgen daar zo'n koel-houd-bekertje omheen.
We moeten even wennen aan het geld. Het lijkt heel veel als ergens iets 5.000 rupiah duurder is, maar dat is maar € 0,33. Bier, een grote fles van 0,67 liter, kost ongeveer 30.000 rp (€ 2), anderhalve liter water 5.000 rp en eten kun je heel goed voor 15.000 rp (€ 1). In het restaurant waar wij zitten, kost het wel veel 30.000. Arm zullen we daar niet van worden.
Om 10:00 uur liggen we in bed en vallen als een blok in slaap.
Vrijdag 15 novemberSanur
Het regent. Niet hard, maar toch. Er zitten mensen bij het zwembad onder een parasol; dus het valt mee.
We gaan eerst ontbijten beneden bij het zwembad. We kunnen kiezen uit Amerikaans en Indonesisch ontbijt. Martijn gaat voor het brood met eieren en Lia voor de noedels met natuurlijk ook een ei. Lekker vers fruit en vers sapje erbij. En zoveel koffie als je wilt.
De eigenaar is een Belg, wat misschien de Frans sprekende toeristen aan een ander tafeltje verklaart. Fransen gaan meestal alleen maar naar Franssprekende landen. Hoewel dat de laatste jaren wat beter schijnt te worden. We horen hier in Bali sowieso heel veel Nederlands, zoals overal trouwens.
Het houdt snel op met regenen en soms komt de zon tevoorschijn. Het is meteen weer een stuk warmer. We wandelen langs de zee. Daar is niet zo makkelijk te komen als het lijkt. Er zijn maar weinig wegen naar toe. Het is een smal wandelpad, zodat het erg rustig is. We zien wat bootjes, de vulkaan en amper toeristen. Er zijn meer verkopers en de hele dag zullen we ‘transport’ en ‘massage’ horen. We komen bij het kruispunt wat ooit de toegang was tot het oude dorp. Midden op de kleine rotonde staat een groot beeld met totempaal. Het heeft wel wat.
Langzaam raken we een beetje doorweekt van het zweet en als we terug op de kamer in het hotel zijn, breekt het pas echt los. Snel zetten we de airco aan. We doen een klein dutje en gaan dan naar het zwembad. Beetje zwemmen, beetje lezen. Lekker relaxen, want tenslotte zitten we daarvoor op Bali.
Om 18:30 uur wordt het donker. Tegen achten gaan we ergens eten. Wat luxer dan gisteren en dat is meteen te merken aan de prijs. We zijn 230.000 rp kwijt. Bij de rekening komt vaak taks die kan verschillen van 10, 15 of 21%. Ze snappen hier ook het duim-wijsvingergebaar voor afrekenen. Kennen ze bijna nergens. Heerlijk gegeten trouwens met grote garnalen en een grote vis in zoetzure saus.
Zaterdag 16 novemberSanur
Nog een ontspannen dag in Sanur. Lekker ontbijten, op ons gemak wat tutten. Het is zonnig vandaag en meteen erg warm. We laten ons daar niet van weerhouden om het dorp in te lopen. We wandelen langzaam helemaal naar het andere eind waar het oude dorp is. Hier vinden we nog smalle straatjes en oude huizen. Langs het strand wandelen we terug. We zweten als een otter en zijn dan ook blij als we terug zijn op de kamer. Lekker de airco aan en even bijkomen. We zijn volgens ons nu natter geworden, dan dat je van de regen van gisteren zou worden. Verder doen we niet zo veel.
's Middags wordt het bewolkt en gaat het zelfs onweren en regenen. Het koelt af tot een aangename temperatuur. We zitten mooi op ons overdekte terras te relaxen en te acclimatiseren.
We drinken een biertje bij de sportbar en gaan in hetzelfde restaurant van de eerste avond eten. We nemen een grote snapper en een barracuda-filet, die veel op zwaardvis lijkt. Lekker.
Dicht bij het hotel regelen we een taxi voor straks naar de luchthaven. Hiermee zijn we de helft kwijt, dan wat ze in het hotel aanbieden voor een ritje naar het vliegveld. We pakken alles in, douchen en zitten onze tijd uit. Om 23:30 uur rijdt de taxi voor om ons naar het vliegveld te brengen voor de vlucht naar Timika op Papoea.
Zondag 17 novemberNaar Timika, naar Agats (Papoea)
We gaan naar de incheckbalie en snel zien we Wim van Dimsum met zeven groepsmensen, waar we kennis mee maken. Het inchecken gaat snel; er is op dit deel van het vliegveld helemaal niets anders te doen. Er gaan ook geen andere vluchten. Iedereen denkt, dat hij vliegtaks moet betalen, maar niemand vraagt daarom.
Om 2:00 uur in de ochtend (lekkere tijd, maar er gaat maar een vlucht per dag en altijd op deze tijd) vertrekt de vlucht die drie uur duurt en 2465 km bedraagt. We slapen niet en slaan dus een hele nacht over. In de lucht lijkt het alsof we op een groen tapijt zullen landen. In Papoea en de zuidelijke en centrale Molukken is het nog een uur vroeger dan op Bali en we hebben acht uur tijdsverschil met Nederland.
De bagage is er zeer snel en Eric staat ons al op te wachten. Hij is een Nederlander die hier ter plekke woont en Bahasa spreekt; hij is de baas op de boot.
Als we na een uur rijden bij Amamapare aankomen, wacht de bemanning van onze boot ons al op met een kleine boot. Dit is de grootste haven van Papoea, maar veel meer dan een paar, soms verroeste, schepen ligt er niet. Wel wordt er uitgebreid. Waarschijnlijk vanwege de grote Grasbergmijn, de grootste goudmijn ter wereld, die hier in de buurt ligt en waardoor Timika ook steeds groter wordt. Onze boot is de Matahariku, een moderne boot, nagemaakt van een oude Indonesische pinisi.
Het is er lekker ruim, lekker luxe, met dertien bemanningsleden voor veertien passagiers. Op de boot lopen we op bloten voeten. We zitten in de Lumba Lumba-hut die een tweepersoonsbed heeft, airco en een eigen badkamer. Er zijn verschillende kamers, qua grootte en qua prijs. Wel allemaal met een eigen badkamer. Boven is een groot zonneterras met een grote eettafel en ligstoelen. Wel overdekt; zowel tegen de zon als tegen de regen. We krijgen daar ontbijt, wat aangenaam is, want hier staat een lekker briesje. De temperatuur is altijd begin dertig graden.
We maken het ons gemakkelijk op de ligstoelen, want het wachten is op vier mensen die uit de Baliemvallei moeten komen. Rond twaalf uur komen die aan en dan varen we het zeegat uit. We vertrekken naar Agats, dat meer naar het zuiden aan de kust ligt.
De zon komt langzaam door en het wordt prachtig weer.
Wim heeft van huis koffiecups, kaas en whiskey meegenomen. Het moet niet gekker worden.
Goed zes uur begint de lucht te kleuren. We hebben 360 graden zicht en even later is driekwart van de lucht om ons heen bloedrood. Het weerkaatst in het water, waardoor ook dat helemaal rood lijkt. Het ziet er fantastisch uit. De mooiste zonsondergang die we ooit gezien hebben. Het blijft zeker een half uur kleuren. We blijven vol verbazing zitten kijken. Boven het land wat verderop zien we het bliksemen; daar hangen donkere wolken en zien we het regenen.
We krijgen het diner beneden, want boven waait het te hard.
We gaan vroeg naar bed en vallen als een blok in slaap.
Maandag 18 novemberAgats
Om 5:30 uur horen we het anker uitgooien: we zijn in Agats, de hoofdstad van het Asmat-gebied. Asmat begint hier zo'n beetje en loopt helemaal door naar het zuiden. De Asmat staan bekend om hun houtsnijwerk en het koppensnellen. Het eerste gebeurt nog steeds; het tweede is jaren geleden afgeschaft. We hopen maar, dat ze niet in oude gewoontes terugvallen.
We liggen een stukje uit de kant, want het is te ondiep om dichterbij te komen.
Om 7:00 uur krijgen we boven op dek ontbijt en ondertussen gaat de kapitein aan land om permits te regelen. Er moet telkens overal eerst gevraagd gaan worden of we wel aan land mogen en de dorpen mogen bezoeken. Er komt altijd wel toestemming.
We zouden 's ochtends eerst naar Agats voor het dorp en het Asmat-museum gaan en 's middag naar twee dorpjes landinwaarts. Vanwege het laagtij wordt dit echter omgedraaid.
Er worden een paar kleine speedbootjes geregeld waar drie mensen samen met de bestuurder in kunnen. Ook gaat de grotere 'eigen' boot mee, waar zes mensen in passen. We scheuren over het water met een maximum snelheid van 58 km/uur. Het is overal vrij ondiep en dus moeten de bestuurders goed uitkijken. Snel bereiken we de brede rivier en gaan verder landinwaarts. Langs de kant staan overal mangrovebossen. Het is heel erg groen. Gelukkig is het droog en af en toe schijnt de zon. Houten huisjes staan op palen boven het water. Wegen zijn er niet. Alles gaat hier over het water.
Het eerste dorp, dat we bezoeken heet Ewar. Hier is alleen het longhouse oud, maar ook weer niet erg oud en het is niet gebeeldhouwd. De funderingen van een vroeger huis liggen er nog, compleet met wat beelden. Het is echter niet meer in gebruik als mannenhuis, maar er wordt op dit moment een visnet gemaakt. De Papoea's zijn niet meer traditioneel met peniskokers en varkenstanden door neus en oren, maar dragen gewone kleren. Velen lopen op blote voeten. Het kroeshaar, voornamelijk zwart, maar ook lichtelijk rood of blond, hebben ze wel. Bij de kinderen voelt het heerlijk zacht aan. Alle bewoners lopen uit om naar ons te kijken. Veel buitenlanders komen hier niet. De straten van zo'n dorp bestaan uit planken die op palen liggen. We lopen er voorzichtig overheen en bekijken het dorp. De huizen zijn ‘moderne’ eenvoudige houten huizen en soms klinkt er muziek. Een enkeling loopt met een mobieltje.
Het is ondertussen helemaal zonnig geworden.
We stappen weer in de bootjes om naar Yames te varen. De rivier wordt smaller, ondieper en soms moeten we bukken om onder takken door te kunnen. Ook dit dorp is gebouwd op palen en planken, maar er ontbreken er nogal wat. Soms moeten we wel een hele grote stap nemen. En soms kraken ze verdacht. Ook hier loopt het hele dorp uit om ons te bekijken. Iedereen is uiterst vriendelijk en dringen niet aan om ons wat te verkopen. We wandelen het dorp door met iedereen achter ons aan. Hun haar is heel anders dan dat van ons. Soms is het helemaal gepluisd en lijkt het alsof ze een hoedje dragen. Ze hebben brede gedrongen blote voeten. Eén kindje draagt een kapje met een paar witte veren en wordt gedragen door oma. We kijken even bij het schooltje binnen. Altijd leuk.
We zien mooie grote blauwe vlinders, rode libellen. Geen vogels; die schijnen ze allemaal te vangen.
We varen terug naar de Matahariku nagestaard door het hele dorp. Het water is verder gezakt en we kunnen niet terug over dezelfde rivier. Die is te ondiep geworden en we moeten een stuk omvaren. Er is een groot verschil tussen eb en vloed. Een bootje vaart ver buiten de kust een paar honderd meter buiten de vaargeul en loopt vast. Er staat daar maar 50 centimeter water.
Na de lunch bezoeken we Agats waar we met de eigen boot heen gebracht worden. Bij de haven is het een drukte van belang met laden en lossen van boten. Alles gebeurt met de hand. Het is hard sjouwen voor die mensen. Ook hier staat alles op palen en bestaan alle straten uit planken, ook het schoolplein waar kinderen badminton spelen. Dat is nodig vanwege het grote tijverschil. Het is laag water. Er rijden elektrische brommers, omdat de benzine hier niet te betalen is. Alles moet natuurlijk over water aangevoerd worden.We lopen richting Asmat-museum en krijgen veel kinderen achter ons aan die allemaal op de foto willen. Iedereen groet wederom heel vriendelijk en als je per ongeluk selamat siang zegt in plaats van selemat sore lachen ze zich te barsten. Een enkeling spreekt een paar woorden Engels. Er lopen ook wel wat moslims, maar niet veel. Het museum is dicht en het duurt even voordat de sleutelbewaarder wakker is, die binnen ligt te slapen. We kunnen alles aanraken (doen we niet) en we mogen alles fotograferen. In een aparte zaal liggen de mooiste stukken. Elke jaar in oktober komen hier alle beeldhouwers uit alle plaatsen bij elkaar. Zij bepalen welk beeld het mooiste van dat jaar is. Er hangen kaartjes op die beelden met de ranking. Al die beelden mogen niet verkocht worden. Het is allemaal duidelijk herkenbare Asmat-kunst. Grote schilden, totempalen, speren, boten. Het ziet er allemaal prachtig uit.
We lopen weer richting boot en komen over de markt. Zoals overal is het deel met groente en fruit het mooist. Het is een vrij grote plaats en ook hier zien we woorden afgeleid van het Nederlands: kantor, stempel, gratis, kode pos, sekretariat, lift, handuk, kulkas. Het is een leuke plaats.
Eenmaal terug op de boot is iedereen lichtelijk aangebrand ondanks het vele smeren. Je ziet randen van petjes en billen zitten. We kopen een biertje (alleen alcohol moet betaald worden; de rest is inbegrepen) en gaan op het bovendek op een bedje liggen. Tijdens de zonsondergang vandaag geen kleuren. De temperatuur is nog steeds prima en we liggen in korte broek en shirtje. Wat een leven.
Dinsdag 19 novemberNaar Isar, Pirien en Oseaneb
In het begin van de nacht varen we verder naar het zuiden. Het begint dan te regenen. We eindigen 's morgens voor de kust van Oseaneb, een traditioneel Asmat-dorp. Geen wonder, dat deze regio zo weinig bezoekt wordt. Over land is het amper bereikbaar en de zee is voor de kust vrij ondiep.
Een paar man gaat in de kleine boot compleet met regencapes naar de kust voor toestemming. Ze denken een half uur te moeten varen, een uurtje overleggen, een half uur terug varen. Dus voorlopig zijn ze niet terug. We doden de tijd met lezen en het verhaal schrijven. Af en toe schommelt de boot zo hard, dat er boeken en andere dingen op de grond vallen. De lucht ziet erg grijs, maar niet meer egaal grijs, maar meer wolken. En het is ook snel droog. De hele boot kraakt aan alle kanten en iedereen zwalkt over het dek alsof we dronken zijn.
Goed elf uur is de boot terug samen met een prauw, zo'n smalle. In de verte komt er nog eentje aan. Iedereen hijst zich in een poncho, want het regent weer en stapt aan boord. In de prauw worden plastic kratten op de kop gezet, bedekt met handdoeken, omdat daar helemaal geen bankjes in zitten. Door de grote schommelingen kost het de nodige moeite om aan boord te komen. De eersten mensen stappen in onze eigen boot die zachtere banken heeft, maar zij moeten op zee overstappen in een prauw. Wij komen als laatste in de eigen boot. Die vaart op zee een stuk sneller, maar heeft meer diepgang wat later problemen zal geven. Het is nog tien kilometer varen naar de kust, zo ondiep is het hier overal. Het laatste stuk voor de kust moeten we door een vaargeul die met grote staande stokken is aangegeven. De grond aan beide zijden valt helemaal droog. We varen de Bets-rivier op om een paar dorpjes landinwaarts te bezoeken. Het gaat langzaam, want het is laag water. Soms zien we een paar hele smalle bootjes met wat mensen en soms visnetten aan boord.
We komen bij de huizen waar Wim, Henk-Jan en Eric op ons zitten te wachten en vanaf dat moment wordt het gelukkig droog. Daar hebben we veel mazzel mee.Dicht bij de eerste dorpen verschijnen vier prauwen waar Asmat-mensen in vol ornaat op staan. Ze dragen veren op hun hoofd, schilden en speren en hun gezichten zijn geverfd. Al zingend peddelen ze staand naast onze boten en begeleiden ze ons naar hun dorp. De prauwen zijn uitgeholde boomstammen met mooie, grote beelden op de boeg. We stappen uit in het dorp Pirien en daar worden we enthousiast opgewacht door de complete bevolking en heel veel kinderen. Iedereen is uitgelopen. Een groep mannen en vrouwen danst op het 'centrale plein'. Een paar mannen slaan op grote houten trommels en de andere dansen en zingen daar omheen. De vrouwen vormen een apart groepje die ook dansen. Nog wat verder weg dansen de kinderen. Allemaal zijn ze op blote voeten en baggeren door de modder en plassen. Het lijkt ze niet te deren. Ze dansen allemaal het zelfde dansje met knikkende knieën. Die knieën die naar elkaar toe bewegen wil zeggen, dat je welkom bent, dan zijn ze de bezoekers niet vijandig gezind. Telkens zingt en danst men hetzelfde.
De mannen dragen broeken, armbanden, dolken aan de armen gebonden, speren met veren, veren op hun hoofd (meest witte, soms gekleurde), kettingen en soms oorbellen. De hoofden zijn beschilderd. Sommige dragen een neusbeen van schelp, maar dat zijn er niet zoveel. De vrouwen dragen rieten rokjes over een broek en sommige een bh of T-shirt, maar de meeste hebben een ontbloot bovenlijf. De meeste borsten zijn helemaal uitgelebberd.Iedereen heeft duidelijk heel veel plezier in het dansen. Wij ook (we horen niet mee te doen). Iedereen laat zich gewillig fotograferen. In optocht gaan ze al dansend en joelend naar het longhouse, dat in het volgend dorp staat, Isar. En wij er achteraan. Het is maar een kleine afstand, een paar honderd meter. Ook hier bestaan alle 'straten' uit houten vlonders. Om in het longhouse te komen, moet je over een smalle plank die echter inzakt als er iemand over heen loopt. Gelukkig niemand van ons. Hij wordt snel gemaakt en als iedereen binnen is, worden wij daar uitgenodigd. De vloer is niet meer dan wat takken en vlechtmatten daar overheen. We verbazen ons, dat deze niet inzakt als iedereen daar aan het dansen is. Want dat gebeurt er. Ook hier de mannen en vrouwen in een aparte groep. De kinderen kijken toe en worden naar de achterkant gejaagd. Er wordt gedanst volgens een bepaald patroon, dat niet zo veel voorstelt, maar wel heel leuk is. Aan de andere kant van de ingang verlaten we het longhouse dat daar aan de rivier ligt en door de blubber banjeren we terug naar de boten. Een paar Asmat-mensen vergezellen ons naar het volgende dorp. Maar eerst gaan we lunchen. Het eten is meegebracht. We leggen de boten langs de kant waar geen huizen staan en er worden bananenbladeren geplukt en klein gesneden. Deze dienen als borden die weer in een mandje gelegd worden. Bami met ei krijgen we, dat nog redelijk warm is. Het eten hier in Papoea is sowieso nooit heet, altijd meer lauw. Altijd is er iemand van de bemanning bij met een tas met waterflesjes. We worden uitstekend verzorgd.
Het volgende dorp, Oseaneb, ligt nog wat verder het land in en biedt hetzelfde spektakel. Al vanaf een afstand zien we waar we moeten zijn. De mannen zijn wat anders opgemaakt, hebben soms andere veren en kettingen, maar verder verschilt het niet zo veel. Ook hier wordt gedanst, gezongen en gejoeld. Zij genieten er net zo van als wij. Er zijn zelf een paar mobieltjes en een enkel fototoestel te zien bij hen. Zij maken foto's van ons. Grappig.
Op de terugweg komen we langs Pirien waar afgerekend moet worden. Ze zijn het ergens niet over eens en er wordt gepraat. Iedereen bemoeit zich er mee. Natuurlijk komen ze er uit en na een kwartier kunnen we terug varen naar de boot. Eerst vijf kilometer over de rivier, dan nog tien naar het schip. We zullen daar drie uur over gaan doen.
Het water is namelijk nog verder gezakt en langzaam varen we over de rivier. Als we bij zee komen, bij de vaargeul, is de grond aan beide kanten een halve meter hoger dan het water en is echt drooggevallen. Overal scharrelen vogels, krabben en modderkruipers, die wel twintig centimeter groot zijn. We zien o.a. lepelaars, pelikanen, steltkluten, zwartwitte ganzen, meeuwen en sterns. Het water is erg laag, soms niet meer dan twintig centimeter. Het verbaast ons dan ook niet, dat we vastlopen. De bemanning gaat uit de kleren en gaat duwen en trekken. Tot hun knieën zakken ze in de modder. Bij elke pas moeten ze hun been daar echt uit trekken. De mannen in de boot gaan helpen en kleden zich uit tot op hun onderbroek, want je wordt wel heel erg vies van die blubber. Wij zitten in een prauw en die andere is dicht bij ons. Onze eigen boot is een stuk verder naar achteren, omdat die dieper ligt en er nog moeilijker door komt. Bovendien is die boot een stuk zwaarder en nog moeilijker te duwen. Langzaam verdwijnt die boot uit zicht. Het trekken is heel vermoeiend, maar vordert langzaam maar gestaag. Het is een heel eind naar de branding. Uiteindelijk bereiken we de echte zee waar we de motor weer kunnen starten. Nu moeten we nog naar het schip, dat we in de verte zien liggen. Langzaam wordt het donker en tussen ons en het schip ligt een grote donkere wolk, waaruit het bliksemt. De Matahariku ontsteekt zijn lichten, zodat we kunnen zien waar we naar toe moeten. Met de prauw gaat het maar erg langzaam; er staan nog behoorlijke golven voor zo'n kleine boot en het schip lijkt maar niet dichterbij te komen. Maar eindelijk zijn we er dan toch en dan moeten we nog aan boord zien te komen. Door de golfslag maken beide boten bewegingen die niet op elkaar zijn afgestemd. We komen allemaal veilig aan boord. De andere prauw zit vlak achter ons en loopt ook binnen. Eric en Wim beginnen meteen te overleggen wat ze met die andere boot zou kunnen doen als die ook aankomt. Zij hebben het in de vaargeul heel zwaar gehad, maar eenmaal op zee gingen ze veel harder dan de prauws. Het avontuur is goed afgelopen.
De jongens van de prauws moeten nog terug, krijgen als extra een slof sigaretten, een pak koekjes en allemaal wat geld, en wij vragen ons af hoe ze de weg terug kunnen vinden. Het is pikkedonker en er is helemaal niets te zien. Zij zijn het wel gewend, en het schijnt ze geen problemen te kosten. Hier een videoverslag van onze ontvangst.
Wij gaan snel douchen en daarna een biertje drinken. Vervolgens mogen we kiezen: óf we blijven hier nog een nacht op de zeer woelige zee en bezoeken morgen nog twee min of meer dezelfde dorpjes en gaan dan aan het eind van de middag over naar Aru op de Molukken óf we vertrekken meteen, zodat we verder in de reis misschien nog andere eilanden kunnen bezoeken. Unaniem kiezen we voor vertrek en meteen wordt het anker gelicht. Doordat we varen, schommelen we wat minder dan dat we voor anker liggen.
We eten boven buiten op het dek gepofte aardappelen, wortels met spruitjes (jawel, die hebben ze hier ook) en een spiesje. Spekkoek toe. Zoals altijd vroeg naar bed. We hebben onze slaap nodig.
Afstand: schip-strand 10 km. Naar 1e dorp 5 km, 2e dorp 2 km.
Woensdag 20 novemberNaar Aru (Molukken)
De hele dag op zee. Deze afstand is 400 kilometer waar we 36 uur over doen.
Het is weer mooi weer. Geen donkere, maar witte wolken, geen regen, soms zon. Over de temperatuur hebben we het niet meer, want die is altijd plusminus 30°
Bij de bar kunnen we altijd drankjes halen en staat er een mandje met fruit. Appels, peren, mandarijnen, lychees en mangistans. Een donkere vrucht met een kroontje en witte partjes met pit van binnen. Erg lekker. Tijdens het ontbijt zien we een paar dolfijnen uit het water springen.
De hele dag genieten we op het bovendek van het niks doen, het relaxen. Het is mooi weer, de zee is rustig. We zien geen land en geen andere boten.
Donderdag 21 novemberAru
Vroeg in de ochtend komen we bij Aru aan. Dit is een van de meest afgelegen Molukse eilanden en erg moeilijk te bereiken.
Het is zonnig en we zien op alle stukken land en eilandjes alleen maar bossen. Zo ver je kunt kijken. Het is de bedoeling om dwars door de Aru-eilanden via het Manumbai-kanaal door te steken naar de andere kant. In het zuiden is het overal te ondiep, hier in het noorden willen ze het gaan proberen. De schipper volgt de aangegeven vaargeul op de GPS, maar de routekaart blijkt niet goed te zijn. De bodem is natuurlijk allemaal zand en de vaargeul wil dan nog wel eens wijzigen. Het duurt dan ook niet lang, voordat we vastlopen. We kunnen niet meer voor of achteruit. Vroeg in de middag zal het vloed zijn en wie weet, lukt het dan. Vissersbootjes die in de buurt liggen, komen langs en we kunnen een speedboot huren. Samen met de eigen boot varen we naar het dichtstbijzijnde dorp, Dusinamalau.
DDe boot legt aan bij een houten pier. Via een trap van houten stengels met hele grote treden klimmen we op het vaste land van Aru. Meteen komen er wat mannen op ons af die een praatje maken. Dan volgen kinderen en later wat vrouwen. Iedereen loopt op blote voeten. Eerst gaan we naar de burgemeester om te vragen of we welkom zijn. We mogen het dorp wel in, maar het omliggende bos niet. De burgervader is geen spraakzaam man en we komen er niet achter waarom niet. We hadden daar willen gaan wandelen en gaan zoeken naar de paradijsvogel, die op dit moment zijn veren is verloren, maar toch mooi schijnt te zijn. We lopen het dorpje rond en krijgen alle kinderen, en dat zijn er heel wat, achter ons aan. Ook de volwassenen lopen uit, die vaak hele kleine kindjes bij zich hebben. Die kleinste zijn bang van ons en beginnen te huilen als je naar ze lacht. Er komen hier zelden toeristen. Op de hele Aru-eilanden zijn geen hotels en er is geen regelmatig vervoer naar toe.
Martijn wordt uitgelachen vanwege zijn lengte. Overal staan kleine houten, krakkemikkige huisjes met houten rolluiken. En enkel huis heeft ruiten, maar die zijn dan weer gebroken. Er staat een grote, goed uitziende kerk. Iedereen is druk met het kijken naar ons, met de was, met de vis schoonmaken, met hangen, met niks. Allemaal zijn ze even vriendelijk, maar een stuk onderdaniger dan de Papoea's.
We varen terug naar de Matahariku en worden vanaf de pier door alle kinderen uitgezwaaid. Hier doen ze dat wel; de Papoea's keken alleen maar.De boot is niet vlot en er zijn grote boomstammen aan de zijkanten gebonden om omvallen tegen te gaan. We huren weer een boot en zetten nu een eigen motor daarin, zodat die wat sneller gaat. We willen naar Waikuai, dat een stuk verder het binnenland in ligt. Met twee boten varen we daar in een uur heen. Het is heel erg warm en iedereen zit met pet met klep, zonnebril, shirt met lange mouwen in de open boten. Door de beweging staat er wel een lekker windje, maar je moet je wel bedekken anders verbrand je levend.
Ook hier stromen meteen mensen nieuwsgierig toe. In een boom bij de 'haven' zit een kaketoe. Onderweg hadden we al een visarend gezien. Leuk.
We willen een junglewandeling gaan maken en vogels spotten. Er worden twee gidsen met grote kapmessen geregeld en op het moment, dat we gaan lopen, begint het te spetteren. Binnen tien minuten is het weer omgeslagen van zonnig naar hele donkere wolken. Het regent harder en het onweert wat. We schuilen onder de overdekte veranda bij de school en wachten op beter weer. De plaatselijke jongens voetballen op het plein en trekken zich helemaal niets aan van de regen. Na een drie kwartier is het weer droog. Eén groepje gaat meteen terug met een boot, de rest gaat wandelen. De meesten haken snel af als we zien, dat we tot onze kuiten door het water moeten banjeren. Daar hebben we geen zin in, want onze schoenen krijgen we dan nooit meer droog. Wij gaan terug met de tweede boot en wat enthousiastelingen gaan verder.
Wij zitten dit keer in de prauw en worden door en door nat van het opspattende water en zijn dan ook blij, als we terug zijn op de Matahariku. De boot ligt enigszins scheef en het water is zo laag, dat je een rondje om de boot zou kunnen lopen. In sommige hutten zijn problemen met de airco, niet bij ons, maar dan moetje die maar niet de hele dag aan laten staan. De hutten zijn vrij klein en als je binnenkomt en meteen de airco aanzet, is het binnen vijf minuten koel.
We nemen snel een douche en spoelen het zeewater uit onze kleren en hangen die buiten op het dek.
Het plan is om vannacht als het de hoogste vloed van de dag is, te vertrekken voor de tocht dwars door de eilanden. We mogen kiezen wat we daar willen doen: varen op kleine zijriviertjes of wandelen door de jungle op zoek naar vogels. Met de meerderheid van stemmen wordt voor wandelen gekozen.
Vanavond weer een mooie zonsondergang, maar hij haalt het bij lange na niet bij die van de eerste avond.
De tafel boven op het dek is net gedekt als het begint te regenen. Alles wordt weer opgeruimd en naar beneden gebracht. De regen duurt niet lang.
Vrijdag 22 novemberNaar Kei
Om 3:00 uur is het hoogtij en dan wordt de boot los getrokken. Het gaat nog niet zo makkelijk, maar uiteindelijk lukt het dan toch. Met de hulp van de plaatselijke bevolking die de vaargeulen goed kennen en zeggen dat er op het hele traject een geul is van minimaal vijf meter diep willen we vertrekken. Maar als snel wordt de hele poging opgegeven en we gaan om de noord varen. En dus zitten we de hele dag op zee op weg naar de Kei-eilanden, 24 uur varen.
Ook vandaag krijgen we een fantastische zonsondergang te zien. En wat deze nog bijzonderder maakt dan de eerste dag, zijn de tientallen dolfijnen die rond de boot zwemmen en omhoog springen. Waanzinnig mooi.
Voordat de maan opkomt, zitten we in een pikdonkere nacht met een schitterende sterrenhemel. Het is aardedonker.
Zaterdag 23 novemberKei
De dag begint met een regenbui, maar na het ontbijt is dat weer voorbij. Voor degene die willen, is er vandaag een Indonesisch ontbijt. Lekker nasi met natuurlijk een ei. Er zijn ook mangistans, vers ananassap, en espresso-koffie. De hele dag door kunnen we gratis water, fris, fruit en koffie halen.’s Morgensvroeg leggen we aan bij Elat, de hoofdplaats van het eiland Kei Besar. De kapitein gaat eerst weer naar de burgemeester en dan worden wij aan land gebracht. Het is een vrij grote plaats; relatief gezien dan. Er zijn asfaltwegen, auto's, brommers en ruiten in de ramen. Er komen zelden toeristen; er zijn geen hotels, en dus gaapt iedereen ons aan. Een enkeling spreekt een paar woorden Engels. Ook hier is iedereen weer erg vriendelijk. We wandelen het dorpje door. De huizen zijn bont gekleurd, wat een leuk gezicht is. De markt is klein met wat groente, vis en kleding. Het personeel van onze boot is op de wal om boodschappen te doen.
Weer terug op de boot liggen we met een cola op de voorplecht in de strandstoelen. Heel Kei Besar ziet er groen uit. Alleen maar bossen te zien en soms een huis. Aan de andere kant zien we Kei Kecil liggen. Ook groen, maar een stuk vlakker. Op Besar liggen nog 'bergen' van een paar honderd meter hoogte.
Als lunch krijgen we soto ayam. Elke dag eten we wat anders en altijd is het lekker.
's Middags gaan we met de bootjes naar het strand tegenover Elat en gaan een poosje snorkelen. Er is niet zo heel veel te zien. Op het strand lopen hele kleine schelpdiertjes in allerlei kleuren. Sommige zijn maar een paar millimeter groot.
Als we terug op de boot komen, worden de plasjes water door de bemanning achter ons op geveegd. Die mensen zijn de hele dag bezig. Als het droog is, liggen er matjes en handdoeken op de ligstoelen. Als het regent, worden de matjes weggehaald, het bovendek gesloten, op het benedendek plastic zijkanten naar beneden gehaald en het water van het dek geveegd. Er zijn verschillende soorten bemanning. De een is voor onze service, de ander voor de bediening van de boot, voor het onderhoud, de techniek. Iedereen heeft zijn eigen taak. Als onze afstandsbediening van de airco is verdwenen, loopt Eric op een bepaalde man af, die hem inderdaad in zijn zak heeft zitten. Eric vertelt, dat die man altijd alles in zijn zakken stopt. Dus als hij wat kwijt is, gaat hij naar die man toe. Grappig.
Vandaag geen mooie zonsondergang. We varen naar de zuidkust van Kei Kecil en liggen voor de nacht daar in de baai.
Zondag 24 novemberKei
We varen naar Ohoidertulu. Het water is een beetje ruw. Daarom moeten we tot vrij dicht voor de kust varen om de bootjes uit te kunnen zetten voor onze snorkeltocht. Al voor we van boord gaan, komen er bootjes aangevaren met groepjes kinderen. Aan de kust is een klein dorpje waar zij wonen. De bevolking loopt uit en keurt ons. Martijn wordt vijf keer in zijn kuiten geprikt. Iedereen heeft een snorkel en duikbril uitgezocht en houdt deze voor de rest van de trip.
De zee is groen, de lucht blauw, het strand wit, de palmbomen groen. We snorkelen met kleren aan om verbranden tegen te gaan. Voor de kust ligt alleen maar zand in het water en daar zitten dus geen vissen. Met een bootje varen we een stukje verder waar meer te zien is. Geen grote vissen, maar wel mooie.
We spoelen ons af op het achterdek en hangen alles te drogen.
We varen twee uur verder naar Kei Tanimbar, dat ten zuidwesten van Kei Kecil ligt en waar het meest oorspronkelijke dorp van Kei ligt. Eerst gaan we weer snorkelen. Dit keer niet vanaf het strand, maar vanaf de bijbootjes. En hier is het heel mooi. Veel gekleurde vissen overal om ons heen. De zon schijnt wat het allemaal wat mooier maakt dan als het bewolkt is. We blijven een hele tijd onder water. Prachtig. Martijn ziet een stuk of twintig anderhalve meter lange bultkoppapegaaivis. Heel indrukwekkend.
Aan het eind van de middag gaan we een dorpje aan de andere kant van het eiland bezoeken. Dat ligt aan de windkant en die wind is zo hard, dat dat niet eerder op de dag kan. We gaan in drie keer en wij zitten bij de laatsten. De eerste boot stopt bij een strand en komt terug. De tweede gaat een heel stuk verder naar waar het dorp is. De eerste worden bij het strand opgehaald en daar ook heengebracht. Wij, de laatsten, zitten ondertussen aan het bier, want het wordt al donker en wij gaan dat zeker niet redden. Twee vrouwen van de eerste boot komen meteen mee terug zonder eerst naar het dorpje te gaan. Zeik- en zeiknat zijn ze. Niet van de regen, maar van het buiswater. Later in het donker komt de rest ook terug, enigszins beschermd door de poncho's die de bemanning mee had genomen. Het bleek een aardig dorp met nog traditionele huizen.
Wij zien een wazige rode zon langzaam in het water zakken en de lucht een beetje kleuren.
Als diner krijgen we overheerlijke rendang.
Als iedereen aan boord is vertrekken we naar de het noorden, naar de baai dicht bij Tual en Langgur. Niet bepaald een rustige oversteek, maar ondertussen zijn we wel wat gewend. Niemand wordt zeeziek.
Maandag 25 novemberKei
We liggen in de baai voor de stad. Tual is de hoofdstad van de Kei-eilanden en ligt op Kei Dula. Door een brug is het verbonden met Langgur, dat op Kei Kecil ligt. Het water is hier lekker rustig. De omgeving niet, want er liggen veel boten, grote tankers vooral. Op de oever veel huizen en fabriekjes
Het is bewolkt, maar droog. We zouden eerst naar het strand, maar gaan vanwege de bewolking eerst het dorp bekijken. En dan maar hopen, dat het vanmiddag droog en zonnig is.
We wandelen door de straten en zien veel winkels: supermarkten, apotheken, garages voor brommers. De enige souvenirs die van dit eiland komen, zijn parels en pinda's. Het overige, als dat er al is, komt uit Ambon. Het ziet er allemaal goed uit. De huizen en moskeeën zijn aardig gekleurd en er ligt geen troep op straat. Aan drie mannen vragen we de weg naar de brug die naar Langgur gaat en ze wijzen alle drie een andere kant op! Schoolmeisjes hebben mobieltjes en willen foto's van ons maken. Het is wel even wennen, die drukte.
In Langgur is niet zo veel te zien.
Het valt ons op, dat er helemaal geen sarongs meer worden gedragen. We zien ze nergens meer. Mannen dragen een gewone broek en vrouwen een rok en heel vaak een hoofddoek.'s Middags rijden we in drie kleine bemo's Kei Kecil over. Het zijn kleine auto's, laag in ieder geval en Martijn moet zich helemaal dubbel vouwen om z'n hoofd kwijt te kunnen. We treffen het, want de zon is ondertussen gaan schijnen. Eerst gaan we naar Ohoidertawun, een klein dorp met een mooi strand. Het is eb en de zee is honderden meters ver weg. Het zand is vrij hard, je kunt er zo over lopen, en overal liggen mooie lichtblauwe plassen en droog gevallen vissersbootjes. Een heel mooi gezicht. We scharrelen wat langs het water, zien mooie vlinders, vogels, palmbomen en bleke krabbetjes.
Daarna een half uur rijden naar Ohoidianpulau. Een eilandje, zoals de naam al zegt, verbonden met het vasteland door een lange verroeste brug waar stevige planken op liggen. Onderweg naar Pasir Panjang, het mooiste strand volgens Eric, zien we wat paarse orchideeën langs de kant van de weg. Wij vinden het (lang) niet het mooiste strand, maar het is niet verkeerd. Palmbomen langs de kant, een strand en de mooie zee geven een mooi plaatje. Er is hier een soortement resort met wat winkeltjes. We kopen een biertje, het kost wat moeite om een koude te vinden, en kijken op een strandstoel naar de zonsondergang.
Terug op de boot vertrekken we meteen richting Banda-eilanden. Afhankelijk van het weer onderweg zal besloten worden of we een stop maken op het eiland Kur.
Het waait vrij hard en iedereen heeft moeite overeind te blijven. De hele nacht zullen we regelmatig omrollen en we moeten ons klem leggen om niet uit bed te rollen. We zijn vrij veel wakker, maar slapen toch genoeg.
Dinsdag 26 novemberNaar Banda
Om 6:00 uur, als het licht wordt, staan we op, zoals iedere dag. We gaan naar boven, drinken een espresso en gaan op het bovendek liggen schommelen. We varen Kur voorbij. Jammer. Het is dan nog 24 uur varen naar Banda en willen daar zoveel mogelijk tijd doorbrengen. Er schijnt veel meer te zien te zijn dan op Kur.
Het dek is net gemopt, zodat we nog meer moeite hebben om overeind te blijven. We zwalken van deurpost naar tafel, naar bar, naar stoel. We drinken beneden koffie, want die zouden we niet in ons kopje kunnen houden als we naar boven gaan.
Er wordt wel op het bovendek voor het ontbijt gedekt, maar alles gaat schuiven en glazen vallen op de grond. Iedereen die boven aanwezig is, gaat aan tafel zitten en houdt zoveel mogelijk vast. Het eten valt uiteindelijk nog wel mee.
Het is weer een relaxte dag. De hele dag op het water. Nog nooit eerder hebben we een vakantie gehad waar we zo weinig hebben gedaan. Maar we kunnen niets... Dus blik op oneindig en verstand op nul. We genieten wel! We hebben mooi de tijd om het verslag bij te werken.
De zee blijft wat wild en net na de lunch krijgen we een grote bui. Alles wordt snel dichtgemaakt, maar men kan niet voorkomen, dat het dek bij de bar helemaal blank komt te staan. Als het al regent, zijn het korte buien. Ook nu is het snel weer droog.
Woensdag 27 novemberBanda Neira
Om 6:00 uur bereiken we de Banda-eilanden. We liggen voor anker tussen Banda Neira en Gunung Api. Een prachtige baai. Zo dicht tussen de eilanden is het water rustig. Er liggen veel boten en bootjes. In het water zien we een schildpad rondzwemmen. En even later komt een oorlogskano, een kora kora, aan varen met 25 roeiers en een trommelaar. Ze varen om onze boot heen en wij gaan in de kleine bootjes om ze beter te kunnen zien. Ziet er mooi uit.
WWe gaan door naar Banda Neira en dat bezoeken we onder leiding van een gids. We zien hier de eerste toeristen sinds anderhalve week.
Eerst naar het museum waar foto's hangen van de vroegere gouverneurs en hun boten. Dan naar Fort Belgica dat helemaal gerestaureerd is en we hebben hier mooi zicht op de vulkaan Gunung Api. Die zie je trouwens overal op Banda er boven uit steken. Hij is niet zo hoog (666 meter), maar overal te zien.
Van het Nassau-fort is niet zo veel over, maar ook hier mooi uitzicht. Overal in de straten zien we zeiltjes met nootmuskaatbolletjes liggen. Verder verschillende stenen en poorten met het VOC-embleem. Hier ligt een stukje Nederlandse geschiedenis. Ook het oude huis van de gouverneur bekijken we. In de straten staan nog veel oude huizen in Oud-Hollandse stijl. Houten huizen met grote brede veranda's.
Voor de lunch kunnen we snel een uurtje snorkelen. Banda schijnt een van de mooiste plekken te zijn, dus we zijn benieuwd. We varen een stukje met de boot en laten ons dan het water in plonzen. Fel gekleurde vissen in alle kleuren van de regenboog. Sommige groot, de meeste kleiner, maar allemaal heel erg mooi en ze zijn met heel veel. Eentje van de groep heeft een haai gezien, maar wij niet. Zeker de moeite waard.
's Middags varen we met de bijboot naar Lonthor op Banda Besar.
We lopen door het dorpje en zien ook hier heel veel nootmuskaat liggen. De huizen hier zijn er erg modern uit. Waarschijnlijk allemaal opnieuw opgebouwd na de laatste eruptie van de Gunung Api. We lopen heel veel trappen op en komen bij een oude nootmuskaatplantage. Er groeien veel kenari's, hele grote hoge bomen waaronder de nootmuskaatbomen staan. Die hebben schaduw nodig anders doen ze het niet. De boeren moeten de noten 's morgens vroeg plukken, omdat ze anders opgegeten worden door de duiven die daar dol op zijn. Ondanks ons verleden, worden we overal vriendelijk verwelkomd
Fort Hollandia is niet veel meer. Wat overwoekerde muren en wat plaquettes.
We gaan snel terug, want we willen nog een keer snorkelen. We gaan nu naar een iets andere plek en hier is het nog veel mooier. Ongelooflijk veel vis zit er. Hele scholen dezelfde vissen zwemmen rustig rond. Het is helemaal geweldig. Mooi licht ook door de zon die op het water schijn en er is veel zicht. Prachtig.
Terug aan boord krijgen we onze vijf-uur-snack: rauwe tonijn met komkommer, bosui en soya. Twee grote borden met tonijn staan er en die gaan schoon op.
Donderdag 28 novemberNaar Banda Ai, naar Banda Run
Een hele rustige nacht zonder schommelingen.
Om 6:30 uur vertrekken we naar Banda Ai, 18 kilometer verder op. In het gelijknamige dorp krijgen we een rondleiding van een gids. Er zijn nog verschillende ruïnes van burchten uit de VOC-tijd: Revenge en Welvaren. Van beide is niet meer dan een toegangspoort overgebleven. Op het Nederlands kerkhof bij de ruïne van de oude kerk ligt een aantal graven van Nederlanders; de meeste erg overwoekerd. De teksten op de stenen zijn met enige moeite te lezen.Ook bezoeken we een nootmuskaatplantage. De enorme kenari-bomen zijn zeer indrukwekkend. De noten hiervan worden verzameld en zijn tegenwoordig meer waard dan de nootmuskaat zelf. De nootmuskaatvrucht bestaat uit vier delen: van de bast wordt een soort jam gemaakt, de foelie als kruid, een dun laagje dat gebruikt wordt bij het barbecueën en tenslotte de harde kern, het nootmuskaatbolletje zoals we dat bij ons kennen. We zien de vruchten in alle stadia. Vooral de rode foelie geeft het geheel een mooie kleur.
De gids vertelt ook, dat er drie à vier keer per jaar toeristen op het eiland komen.
Daarna gaan we snorkelen. Jammer dat het niet net zo zonnig is als gisteren. Dat maakt het water een stuk mooier en de vissen hebben dan meer kleur. Er zit heel veel vis. Sommigen wel een meter groot; heel veel verschillende soorten en alle kleuren van de regenboog. Ondanks het mindere weer hebben we vele meters zicht. Erg mooi.
We varen door naar Banda Run. Sommige mensen gaan naar een klein eilandje in de buurt met een mooi strand; daar blijkt eigenlijk niets te zien. Dus wij zijn blij met onze keuze om nogmaals te snorkelen. Ook nu is het regenachtig, maar ook weer heel mooi met heel veel vis.We vertrekken naar de Lease-eilanden (uitspraak: Lie-è-see) dat bij de Midden-Molukken hoort. Zowel Saparua als Nusa Laut horen hier bij. Het water is behoorlijk woelig en de koers wordt verlegd, zodat we een langere weg zullen varen met minder golven, zodat we minder schommelen.
Vrijdag 29 novemberNaar Nusa Laut, naar Saparua
Om 7:00 uur liggen we al voor anker voor Nusa Laut. Het bovendek is weer open. Als het regent of dreigt te gaan regenen, wordt dat gesloten. Het dek wordt dan spiegelglad en de relingen zijn er erg laag. Mooi weer dus vandaag.
We gaan bij Sila aan land en bezoeken Fort Beverwyk uit 1654. Vanaf een afstandje ziet het er goed uit, maar dichtbij blijkt het erg vervallen. Alleen de muren staan nog overeind. Het rieten dak bestaat alleen nog uit een paar stengels. We kunnen wel over een goede trap naar boven waar we mooi uitzicht over de baai hebben waar de Matahariku ligt. En we zien heel veel dolfijnen. Hele groepen zien we zwemmen en vele springen regelmatig een heel eind het water uit. Geweldig gezicht.
We wandelen het dorp door en zien kruidnagels, pepers, een hagedis, orchideeën, vriendelijke mensen en heel veel kinderen, zoals overal. Iedereen vraagt waar je vandaan komt. Ah, Belanda!
Weer terug op de boot kleden we ons om om weer te gaan snorkelen en zien wederom veel springende dolfijnen. Het is zonnig en dat scheelt toch wel een stuk met het snorkelen. Mooi zicht en verschrikkelijk veel vissen.
We varen door naar Saparua waar we in Kota Saparua Fort Duurstede bekijken. Eerst moet er iemand komen met een sleutel, want het is afgesloten. Dit fort is volledig gerestaureerd, maar veel meer dan de muren, de kantelen en wat kanonnen is het ook niet. Het tegenoverliggende museum zijn we binnen een halve minuut weer uit. Er is niets te zien, omdat er geen licht is...
Het is erg warm vandaag en we drinken veel water.
Bij Molana maken we een laatste snorkelstop die we aan ons voorbij laten gaan. Het is weekend en wij drinken een biertje terwijl we op het bovendek op de ligstoelen liggen te kijken naar de snorkelaars. En op een been kun je niet lopen.
Zodra iedereen terug is, varen we het laatste stuk naar Ambon, het einddoel van deze reis.
Vandaag alweer een spectaculaire zonsondergang. Deze komt op nummer drie te staan. Zo mooi als hier in Indonesië hebben we ze nergens gezien.
Zaterdag 30 novemberNaar Ambon
We liggen op het eiland Ambon pal voor de luchthaven.
We maken met vier auto's een tocht over Ambon. Voornamelijk over het noordwestelijk deel van het eiland. We bezoeken wat dorpjes, fort Amsterdam, een oude vergaderplaats en wat heilige alen. We willen ook fort Haarlem zien nu we hier toch zijn. Maar dat is verdwenen! Tijdens de laatste moesson in eind juli dit jaar is het helemaal weggespoeld. Er is geen enkele steen meer over, alleen een diepe plas water. Erger is, dat ook een groot deel van het bijgelegen dorp verwoest is. Een deel van de bergwand was ingestort en blokkeerde daarmee het water van de rivier. Toen dat eindelijk door brak, spoelde een enorme hoeveelheid opgehoopt water door het dorp. Er staat nu een groot tentenkamp.
Als we in de auto's stappen om terug te gaan naar de boot, begint het te hozen. Niet een klein beetje regen, maar een heuse tropische bui. Bij de plek waar de boot lag, lijkt deze vreemd leeg. Er is geen boot! Er wordt gebeld en de Matahariku ligt bij de hoofdstad Ambon om boodschappen te doen en te tanken. We rijden daar naartoe, moeten een water oversteken met de pont en rijden naar de haven. Er zitten wachtposten in een huisje, maar wij als toeristen mogen zo het haventerrein op. We dwalen langs enorme rijen containers en zitten gewoon op het overslagterrein. Daar vinden we de boot niet en er wordt weer gebeld. We moeten een stukje verder rijden en zien dan de Matahariku aan komen varen. We zijn weer 'thuis'. Normaal staan dezelfde mannen achter de bar, maar nu even iemand anders. Het lukt hem nog wel om biertjes voor ons te vinden, maar als iemand om koffie vraagt, vlucht hij weg. Hij heeft alleen verstand van olie verversen.
We genieten van de laatste, alweer mooie, zonsondergang en varen dan terug naar het oude plekje voor het vliegveld. Na het eten nemen we afscheid van de bemanning.
Zondag 1 decemberNaar Alice Springs (Australië)
De geslaagde bootreis zit er al weer op. We hebben genoten van het avontuur. We hebben veel gezien en zijn door het personeel heerlijk in de watten gelegd. Dat zullen we gaan missen. De zeven (!) kilo kaas en de espresso-koffie-cupjes die Wim mee had genomen, hebben we zeer gewaardeerd.
We hebben ongeveer 2200 kilometer gevaren.
Drie mensen vertrekken net voor ons naar Ujung Padang met een andere vlucht dan wij; we gaan om 7:00 uur weg. Het is vijf minuten rijden met de auto en het vliegtuig zou om 8:25 uur vertrekken. We wachten bij de instapbalie, maar er gebeurt weinig. Om 8:45 uur roepen ze om, dat er vertraging is (alsof iedereen dat ondertussen nog niet weet) en dat we om 9:25 uur zullen gaan instappen. Maar meteen gaat de balie open en we vertrekken om 9:00 uur. Wie het snapt, mag het zeggen
Om 9:30 uur plaatselijke tijd landen we op Sulawesi. Er is hier één uur tijdsverschil met de Molukken en zeven uur met Nederland. Een groot deel van de dag brengen we op het vliegveld door met wachten op de vlucht naar Denpasar, Bali. Gelukkig is er gratis wifi zodat we uitgebreid kunnen internetten en ons verslag bijwerken. We drinken koffie bij Starbucks, een plaats waar we normaal gesproken nooit komen
Gelukkig is er gratis wifi zodat we uitgebreid kunnen internetten en ons verslag bijwerken. We drinken koffie bij Starbucks, een plaats waar we normaal gesproken nooit komen.
Later op de middag lusten we wel een biertje, maar dat valt niet mee om te vinden. We zitten in het grootste moslimland ter wereld en moslims mogen geen alcohol drinken. Er zijn een paar restaurants en ook een paar supermarktjes waar ze alleen frisdrank verkopen. Maar we vinden toch een klein tentje met bier. Ze hebben een aparte rookruimte. Een man denkt, dat dat een grote asbak is. Hij zit buiten die ruimte in het niet-roken deel te roken en gooit zijn as daar naar binnen.
Begin van de avond vliegen we naar Denpasar op Bali, waar we twee uur de tijd hebben om over te stappen op de vlucht naar Sydney. We moeten 150.000 rp taks betalen voor de internationale vlucht. Voor binnenlandse vluchten hoefden we niet te betalen. We kopen na de handbagagecontrole nog wat water en bier, het geld moet op, maar als we het vliegtuig instappen, moeten we dat weer inleveren. Het moet niet gekker worden. We sputteren tegen, zoals heel veel mensen, maar dat helpt niet. Misschien kijken ze daardoor niet goed in Lia's tas en zien ze het bier niet, wat we dus illegaal meesmokkelen.
Om 22:35 uur vliegen we naar Sydney in Australië en meteen door naar Alice Springs.
Dit was een DimSum reis.
Hier staan wat extra foto's in de fotogalerij.
Dit reisverslag is gesponsord door reisverzekeraar zelf.nl, voor kortlopende reisverzekeringen.