Maandag 28 maartNaar Pashigat
We proppen ons weer in de auto’s die eigenlijk te krap zijn. We zitten bil tegen bil, schouder aan schouder, knieën tegen de voorbank.
De weg naar Pashigat, 180 km, heeft heel veel bochten en veel groen langs de kant. Heel veel groen in allerlei tinten. Soms knalt een oranje bloeiende bananenbloem er uit. Soms zien we een mithun en wat geiten. De weg wordt snel slechter en zitten steeds meer gaten in. Er is bijna geen verkeer en geen dorpjes.
De langste brug in Arunachal Pradesh is de Sesanbrug van 280 meter lang en ligt 57 km van Along. We lopen er voorzicht over heen. In het midden hangt hij aardig scheef en moet je echt uitkijken. De rest lijkt wel stevig.
We eten onderweg bananen, van die heerlijke smakende kleintjes, en mandarijnen. We drinken thee bij gebrek aan koffie. We hebben uitzicht op de Dhangrivier die uitkomt op de Brahmaputra.
Pashigat is een vrij grote plaats en ziet er opgeruimd uit. Geen rotzooi op straat.
Hotel Aane heeft eindelijk eens een trap met gelijke treden en muskietennetten en het is schoon.
’s Maandags zijn hier alle winkels dicht, maar de markt is wel open. Een groentemarkt met veel verschillende groente en bergen pepers. We kijken er een half uurtje rond. Martijn wordt uitgelachen vanwege zijn lengte. Een vrouw komt naast hem staan meten.
We drinken in het hotel een biertje en kiezen zelf een maaltijd uit. Voor de afwisseling kiezen we Chinees. Lekker.
Het eten ’s morgens is het eten vaak verschillend, ander soort brood, chapati of wat dan ook. Tussen de middag altijd hetzelfde: rijst (heel veel rijst), dal, groente, soms kip of vis. ’s Avonds altijd wat anders dat Koj bestelt. Hij regelt dat het eten niet zo heet is. Nog wel steeds pittig.
Dinsdag 29 maartPashigat
Men is druk bezig met het verbeteren van de weg.
De huizen van het Idu Mishmi-volk in Aohali zijn weer anders met twee kamers en twee vuren. Een kamer voor de mannen en een voor de vrouwen en een aparte keuken. Ze zien er goed uit. Er hangen veel horens aan de kant: jak, varken en aap.
We drinken koffie die naar chocomel smaakt. Iedereen is altijd erg vriendelijk en gastvrij. Ze verkleden zich in de traditionele kleding. Zij met geborduurde rok, mooi jakje en heel veel kralen. Hij in korte zwarte ballonbroek, jakje, speer en zwaard. Oude vrouwen dragen bamboeringen met daarin oorbellen. Ze spelen op de trom, hij draagt een ketting die in een speciale pot bewaard wordt. De ketting heeft 100 tijgertanden (alleen de grote worden gebruikt) van 50 tijgers.
Na de lunch gaan we naar Berung waar Adi Pasy- en Padam-mensen wonen. Het riet van deze huizen hangt veel verder over. Er hangen veel orchideeën en het stikt er van de hele kleine varkens, geiten en kippen. De mensen komen niet zo spontaan naar buiten als we tot nu toe gewend zijn.
Woensdag 30 maartNaar Dibrugarh (Assam)
Na het ontbijt om 6:00 uur vertrekken we naar Dibrugarh in Assam. Daarvoor moeten we de Brahmaputra oversteken. De geplande brug is nog steeds niet klaar en daarom gaan we met de ferry. Om die te halen moeten we doorrijden, want we mogen niet te laat komen. De ferry is zo groot, dat er precies twee auto’s op passen. Er is geen steiger, omdat het waterpeil enorm kan verschillen. Over twee smalle planken worden de jeeps aan boord gereden. Er zit een aantal Indiërs en wij. We vertrekken tegen achten. Samen met José en Petra zit Lia op de voorplecht net onder het raam van de kapitein. ’s Morgens is het nog wat frisjes, maar gelukkig droog. In de verte zien we wat buien vallen. We varen door een prachtig landschap op de hele brede rivier. In het begin zien we verschillende ijsvogels, witzwarte en blauwbruine. En wat eenden en reigers.
De rivier staat laag en er zijn veel zandbanken. Wat bosjes langs de kant, soms wat buffels. Het blijkt dat we op de melkboot zitten. We stoppen regelmatig, waarbij soms een paal in de grond de ‘halte’ aan geeft. Aan de kant staan mannen te wachten met emmers, tonnen, korven en melkbussen vol met melk. Over smalle plankjes dragen ze die met z’n tweeën de boot op. De achterste houdt de ene hand op de schouder van de voorste. In de boot wordt de melk overgegoten in grote kuipen. Zonder morsen.
Soms legt een bootje aan bij onze boot, ook met melk. De lege flessen worden meteen ‘schoon’ gemaakt. Soms staat een nomadenkampje langs de rivier met honderden buffels, soms wordt de melk op de fiets gebracht naar de rivier.
De hele boot komt vol met grote kuipen met melk te staan. Overal staan ze.
Rond het middaguur breekt de bewolking en gaat de zon schijnen. Alleen boven de bergen blijft de bewolking hangen. Het wordt helemaal helder en lekker warm. Door het briesje dat je met het varen krijgt, is het lekker. We genieten met volle teugen. Het is heerlijk ontspannen en zo leren we te onthaasten. We krijgen koffie en thee en Koj heeft voor koekjes en appels gezorgd. De suiker zit in een stukje krant. Als we vragen waar we de lege plastic bekertjes moeten laten, wordt op het water gewezen.
Na 6,5 uur komen we in Dibrugarh aan. Eerst gaan de lopende mensen van boord, dan de auto’s over de plankjes, de bagage en als laatste de melk. Op de kade staan vrachtwagens te wachten op de mensen. Die worden helemaal, maar dan ook helemaal volgeladen met mensen en bagage. De achterklep kan niet meer dicht en daar hangt nog iemand aan. Daarnaast wachten er karretjes, fietsen, vaten, melkbussen en mannen. De grote kuipen worden zo aan land gedragen. Iedereen weet precies welke kuip ze moeten hebben. De melk wordt zonder morsen overgegoten. Dat gaat heel snel. Op de fietsen wordt aan elke kant een bus gehangen en in een oogwenk zijn ze weg.
Onze jeep komt even vast te zitten en moet uit het mulle zand geduwd worden.
Het is tien minuten rijden naar Dibrugarh. Een grote, drukke stad. Echt Indiaas met rickshaws, fietskarretjes, koeien op straat, stof, veel mensen. We komen in een lekker luxe, schoon hotel. Groot bed met een echt bovenlaken. Dat is, na Delhi, voor het eerst. We hebben steeds de lakenzakken gebruikt.
Voor de lunch kiezen we knoflookbrood, noedelsoep en Singapore hakka noedels. Beetje heet, maar wel lekker.
We lopen de stad in en zien overal televisies met horden mensen er voor. India speelt voor het WK cricket tegen Pakistan, de grote concurrent. ’s Avonds eten we o.a. chili garnalen.
Donderdag 31 maartNaar Kohima (Nagaland)
De krant wordt onder de deur geschoven en die bladeren we even door. India heeft gisteren van Pakistan gewonnen. Dat hadden we ’s nachts al gedacht door het gegil van de mensen en het vuurwerk.
We krijgen een andere gids, Aso, een man uit Nagaland.
De koffie is slap, de thee met suiker. Het blijft moeilijk.
We zouden eerst vandaag naar Mon rijden, maar omdat daar over een paar dagen het festival is (dat wordt altijd erg laat vastgesteld), is de route gewijzigd en gaan we eerst naar Kohima. 370 kilometer rijden, maar er is wel een groot stuk ‘snelweg’.
Enorme theeplantages liggen er langs de weg. Zover als je kunt kijken staat overal thee. Pluksters met grote hoeden zijn druk bezig. Een opzichter in een dikke patserauto komt langs en schreeuwt naar een man dat er iets niet goed gaat. Die schreeuwt naar een vrouw en die gaat een rij overplukken. Het feodale systeem is hier nog erg aanwezig.
De auto krijgt pech: de kruiskoppeling is kapot en moet vervangen worden. Dat duurt een uurtje en dan kunnen we weer verder. Het begint langzaam te regenen. Hadden we gisteren mazzel toen we op de boot zaten met het mooie weer. We zien koereigers met gele koppen, ooievaars en buffels. Het is een drukke weg met redelijk asfalt om de grote gaten. Inhalen gaat telkens op het nippertje goed. Iedereen, ook de fietsers, rijden zo de weg op zonder op of om te kijken. Auto’s staan vaak midden op de weg stil en hebben regelmatig geen remlichten. Er loopt veel vee op de weg, dat soms niet weg wil.
Er staan steeds minder theestruikjes en het wordt kaler. We zien opgeruimde dorpjes, vieze dorpjes en huizen met rieten hekjes.
De specifieke Naga-lunch lijkt erg veel op de rest van India. De weg wordt steeds beter met goed asfalt met strepen in het midden. Na drie uur gaat het weer regenen en dat zal vandaag niet meer ophouden.
Net voor de grens met Nagaland gaan we drank kopen, want Nagaland ligt droog. Je mag wel alcohol invoeren. We kopen bier, Schotse whiskey (ja, echte Schotse uit India) en rode wijn. Het bier kost 75 RS, de whiskey 500 RS en de wijn 1000 RS.
Het is 300 km tot de grens en daar doen we acht uur over, inclusief een uur panne en een uur lunch.
Nu nog 70 km de bergen in. Bij Dimapur gaan we de grens over in minder dan tien minuten. Er zijn speciale permits nodig die vooraf aangevraagd moeten zijn.
In het begin is het druk met motorrickshaws en mensen en markt. In de bergen begint de kronkelweg weer en zwaar beladen voortkruipende vrachtauto’s maken het moeilijk om in te halen. Een heel andere huizenbouw. Geen hutjes, maar gewone huizen. We rijden van 140 meter naar 1475 meter omhoog.
We krijgen een lekke band, maar gelukkig hebben ze een thuiskomertje. Niet van al te beste kwaliteit, maar de oorspronkelijke band is ook erg kaal. Geen beste zaak eigenlijk.
In het hotel mogen we het bier opdrinken in het restaurant. Waarschijnlijk omdat er geen andere gasten zijn. Om 22:00 uur worden we eruit gezet.
Vrijdag 1 aprilKohima
Vandaag is het weer droog en redelijk zonnig.
We gaan naar Heritage-village, een openluchtmuseum. Dit is aangelegd als de plattegrond van Nagaland met de huizen van de verschillende stammen op de juiste plaats. Allerlei verschillende hutten zijn nagemaakt, zodat we een mooi beeld krijgen hoe het er vroeger uitgezien heeft. Dit is tevens de locatie van het bekende Hornbillfestival in december. Het museum in Kohima heeft stoffen, kleding, sierraden, speren, lansen en gebruiksvoorwerpen.
Op de markt van het Angami-volk uit Kohima zien we gedroogde kikkers, levende kikkers, maden, bijenraten, hondenvlees. Nagaers eten alles wat beweegt. En naga-peper. De heetste peper van de wereld, wordt beweerd. Gerda en Carlo hebben ons gevraagd om daar wat van mee te nemen. In dit seizoen is er alleen gedroogde peper en wij kopen een zakje. Bij een winkel kopen wij een ketting en een hoed met neushoornvogelveer. Deze is van de Konyak of Chang. Beide bevolkingsgroepen dragen deze op festivals en bij bijzondere gebeurtenissen.
We lunchen in een traditioneel restaurant. Het erg pittige, ondefinieerbare eten ligt op een bananenblad. Niet geweldig.
Op de markt staat een winkeltje met hoeden en kettingen dat door de andere dames geplunderd wordt. Daarna moeten we op zoek naar de ATM.