Donderdag 24 maartNaar Daporijo
Het is 170 kilometer rijden naar Daporijo. Het is een kronkelweg met alleen maar bochten en af en toe een dorpje.
Onderweg zien we bloeiend bamboe, dat slechts één maal in de honderd jaar bloeit. De plaatselijke bevolking vindt het maar niks, want het trekt ratten en muizen aan die ook de rijstvelden kaalvreten.
We bezoeken een Nyishi-dorpje in een dal dat via een smal pad en een wiebelige brug is te bereiken. In het longhouse hangen allerlei beestenkoppen als trofeeën aan de wand. Boven het vuur liggen pijpen, tassen en hoeden. Ook hangt er vaak een varkensvel met vet spek boven te roken. Op het vuur wordt milet voor de rijstwijn gekookt.
Het is niet helder vandaag, geen zon, maar gelukkig wel droog.
We rijden over een mooie weg. Het is erg groen en er rijdt weinig verkeer. De weg heeft redelijk goed asfalt. Relatief gezien dan, want we rijden gemiddeld 27 km/uur. Er lopen veel geiten en varkens op de weg. Meestal lopen ze langzaam naar de kant, maar soms moeten we stoppen en ze letterlijk van de weg af duwen.
Bij een dorpje zien we merkwaardige bamboe totempalen. Ze zijn bespannen met riet en bamboedraad en op de top staat een paraplu. Hiermee wordt een onlangs overledene herdacht. In de buurt hangt een mand die een paar dagen na het maken van de totem een kip zou hebben bevat. De vogel is later vrijgelaten en symboliseert de verlossing van de geest van de herdachte persoon.
We bezoeken een paar Hill Miri-dorpjes. Die zijn erg arm en er lopen een heleboel kinderen rond. De mannen zijn bezig met riet te vlechten voor manden of tassen. De vrouwen komen met grote manden op hun rug terug, gevuld met hout.
We komen in het donker aan in Daporijo. Er is geen straatverlichting. Het is het slechtste hotel dat we ooit hebben gehad. Het is wel het beste van de stad… Het is er smerig en er groeien zelfs paddenstoelen in de badkamer. Er is geen warm water, geen afvoerpijp van de wastafel, een vieze wc. Het is zo erg, dat we er lacherig van worden.
Vrijdag 25 maartDaporijo
We verkennen de omgeving van Daporijo en gaan naar een paar dorpjes. We rijden over een smalle hobbelige weg van keien. Soms hele kleine stukjes asfalt. Een mooie omgeving met heel veel groen. Eerst gaan we naar Siko, waar Tagin-mensen wonen. Overal wappert de witte vlag met rode zon. De priester draagt een mooie bolup, een bootvormige bamboe rieten hoed, een groot mes, veel kralen en een dierenkaakje om zijn nek.
De mannen gaan regelmatig jagen en zijn dan acht tot tien dagen van huis. Officieel is dat verboden, maar dat wordt nooit gecontroleerd. Ze brengen altijd wat mee voor de priester, want die moet altijd in het dorp blijven voor als er wat gebeurt. Hij mag dus niet mee gaan jagen.
In het schooltje wordt voor ons gezongen.
Onderweg zien we nog wat mithuns in de bosjes lopen. Mooie beesten.
Om in Menga te komen, moeten we over een erg lange, wiebelige hangbrug die over woest stromend water hangt. Het is er erg groen met veel varens, bananen- en papayabomen. Prachtige vegetatie. Als het begint te regenen, gaan we snel terug, want die slechte brug wordt steeds glibberiger. De plaatselijke bevolking loopt snel over zo’n brug. Wij heel voorzichtig en met beide handen aan de staaldraden.
De weg gaat verder en regelmatig rijden we over erg rammelende bruggen. Bij een restaurant drinken we allemaal een cola. Het is ondertussen gaan gieten en het begint te waaien. Het gaat steeds harder regenen. Het is ondertussen 15:00 uur en Koj regelt een grote pan noedels. Heerlijk. Iedereen begint langzamerhand aan het hete eten te wennen. Het regent pijpenstelen en we horen ook onweer. We rijden terug richting Daporijo en de weg verandert ineens in een bruine rivier. Er komst steeds meer water op de weg. Soms zijn er diepe geulen van beton langs de kant, maar die stromen helemaal over. Er liggen steeds meer omgevallen bomen die gelukkig allemaal van bamboe zijn. Daar kun je zo overheen rijden. Er komst steeds meer water op de weg. Het is een snelstromende rivier geworden. We slippen er door heen. We moeten hier wel over, want andere wegen zijn er niet. Dan staan er ineens allemaal auto’s, een politieauto en motoren aan de kant geparkeerd: een roadblock. We krijgen al visioenen dat we in de auto moeten overnachten. We wachten een poosje en bekijken ondertussen al onze bloedzuigerplekken en jeukende bulten die kleine zwarte vliegjes hebben gemaakt. Martijn is, zoals altijd, het meest de klos.
Een paar mannen die vooruit gelopen waren, komen terug en motoren en auto’s worden gestart. We gaan proberen er door te komen. De weg is een brede bruine stroom en om de bocht zien we een waterval. ’s Morgens was dat een kleine heldere stroom die de berg afkwam en in de berm viel. Nu is het een brede bruine waterval die midden op de weg stort. Het water valt op het dak van de auto. We hadden niet veel later moeten komen om hier door te kunnen. Hierna is de rivier op de weg verdwenen, maar er ligt wel veel troep. Soms stappen we uit om bomen naar de kant te verslepen. Dicht bij Daporijo lijkt het minder geregend te hebben. Als we echter over de markt lopen, gaat het steeds harder regenen. We gaan snel terug naar het hotel. We zijn blij, dat weer te zien. Wie had dat gedacht, dat we dit slechte hotel graag weer zouden zien. Van Daporijo hebben we eigenlijk weinig gezien.
Als we boven bier zitten te drinken, kunnen we elkaar bijna niet verstaan door de regen. Het stort en stort en onweert. Het eten wordt in een ander hotel klaar gemaakt en hier opgediend. Is goed en lekker.
Zaterdag 26 maartNaar Along (Aalo)
De weg naar Along, ook Aalo genoemd, is een 150 kilometer lange kronkelige weg met alleen maar bochten en redelijk asfalt. De weg is smal en bij het passeren moeten beide wagens de berm in. Dat is vaak kantje boord en er wordt veel getoeterd. Het is mooi weer vandaag met vrij veel zon en niet te warm.
Om de rivier bij Daporijo over te steken, moeten we eerst een heel eind terug rijden. Er is wel een voetgangers-/brommerbrug. Een stevige hangbrug.
We bezoeken een paar dorpjes waarvan er een hoog percentage traditioneel is. We stranden door autopech bij Ango, een Adi Galong-dorp. Een dorp is vaak niet meer dan wat houten huizen met daken van Palmyra-bladriet. Soms een schooltje. De grote huizen staan op palen die op champignonvormige stenen staan in verband met aardbevingen. Voor de graanschuren houden ze de ratten weg. Dit zijn rijkere dorpen. De huizen zijn beter gebouwd en hebben aparte slaapkamers. Mensen uit deze streek zitten in regionale en landelijke besturen die waarschijnlijk hun eigen volk bevoorrechten. Sommige mannen dragen fel groene of paarse vesten met embrodery en een bolup, een bootvormige rieten hoed. Vrouwen dragen grote draagtassen met een band over het voorhoofd. Vaak afgeladen met hout. Er lopen altijd veel kinderen, geiten, varkens, kippen, koeien en honden rond.
De verschillende dorpjes lijken veel op elkaar. Soms drinken we er thee. Koffie is er niet.
We zien veel kleurrijke vlinders, heel veel groen en kleine zwarte steekvliegjes die rode, etterende, jeukende bulten veroorzaken.
We vertrokken om 8:00 uur en komen om 17:45 uur aan, net in de schemer. We zijn gaar.
Het hotel heeft kamers met muskietennet maar geen warm water. Eerst maar een biertje vóór de koude douche. Het is niet zo warm, dat een koude douche lekker is. Het personeel komt echter grote emmers heet water brengen. Dat is een stuk beter.
‘De pil’ wordt er altijd geroepen tijdens het avondeten. Elke avond is er telkens iemand anders die er aan denkt. Zo vergeten we de malariapil niet.
We proberen altijd zwarte koffie, melk koffie en zwarte thee zonder suiker te krijgen en de suiker apart, want de een wil met suiker en de ander zonder. Vaak is de thee donkerder dan de koffie en meestal zit de suiker er al in. Soms ook melk in de thee. We laten het meestal Koj vragen, omdat hij de taal spreekt, en de mensen hier amper Engels. Toch gaat het maar een enkele keer goed.
Tot nu toe hebben we alleen op het festival toeristen gezien. Nu zitten er twee Belgen in het hotel die we ook op het festival gezien hebben. Daar stonden ze (hij vooral) overal met hun neus hinderlijk bovenop. Ze zitten nu te zeuren, dat alle klederdrachten verdwenen zijn, dat het al vier dagen geregend heeft en dat het festival in Nagaland niet door gaat. Wat dat laatste betreft, krijgen ze gelukkig geen gelijk.
Zondag 27 maartAlong (Aalo)
In de omgeving gaan we naar Adi Minyong-dorpjes. Eerst rijden we over een ‘weak bridge’, die er eigenlijk best stevig uit ziet. De voetgangersbrug bij Boleng, 40 km verder is te gammel om over te steken. In het midden loopt hij erg naar één kant af. De plaatselijke bevolking loopt op dat stuk erg voorzichtig. Voor de resten lopen ze stevig door.
Yeksi is een leuk Adi Minyong-dorp. Hoewel zowat alle oude klederdrachten verdwenen zijn (die dragen ze wel met speciale gelegenheden), dragen alle mannen een groot zwaard en soms een oude hoed of een rieten rugzak. Alle mensen die we waar dan ook ontmoeten, zijn reuze vriendelijk en gastvrij.
We worden ook hier binnen genodigd. Op het plein voor het huis liggen grote stukken plastic waar graan op ligt te dragen. Als de mensen niet opletten doen de varkens, de ganzen en de kippen zich er te goed aan.
De bewoners hebben kralen en sarongs in de verkoop die gretig aftrek vinden. Niet door ons. Wij kopen altijd maar weinig: één souvenir en soms een hoedje.
We krijgen mierzoete thee met melk. Lia en Petra weten die ongezien weg te gooien. Het is echt niet te drinken.
’s Morgens hebben we bij de ‘zwakke brug’ groente afgegeven. In de tussentijd heeft men daar eten voor ons van bereid. Koj weet ondertussen precies hoe iedereen zijn koffie en thee wil en heeft zelf een potje Nescafé gekocht, omdat de koffie op slappe thee lijkt. De lunch smaakt, zoals altijd, uitstekend. Wij nemen altijd kip of vis. De meeste doen dat niet.
In Jamlomangko wordt voor ons de Tapu-oorlogsdans uitgevoerd. Zes mannen met schitterende hoeden met kippenveren, kaken van jakhals en tijgers, schilden en zwaarden voeren de dans uit onder het slaken van allerlei kreten. Leuk.
Het dorp is vrij uitgebreid en de kinderen spelen cricket. Het is er erg vredig, geen lawaai, geen auto’s, geen radio, alleen natuur en de kinderen.
Prachtig weer vandaag, overwegend zonnig en lekker warm. Dat gaat de goede kant op.
Voor het eerst is er ’s avonds koud bier.