Zondag 20 maartNaar Itanager (Arunachal Pradesh)
We worden wakker van de wekker om 7:00 uur. Als ontbijt krijgen we platte broden, soep en hard gekookte eieren. Koffie en thee komen altijd achteraf. Ook als je een half uur voor het ontbijt er om vraagt.
Vandaag rijden we 220 km naar Itanager in Arunachal Pradesh.
Het miezert, soms regent het, soms is het droog. We zullen zelfs vijf minuten de zon zien vandaag. Het weer gaat vooruit! Het is vrij warm. Dat is wel lekker.
Eerst rijden we hetzelfde stukje als gisteren door de modder en de wegen vol gaten. Eenmaal op de grote weg langs de Brahmaputra-rivier is de weg een stuk beter. Aardig goed asfalt. Onderweg passeren we enorme theeplantages. Omdat het zondag is, wordt er niet geplukt. Ook is er niet zo veel verkeer op de weg. We maken een thee- en koffiestop met koekjes in een tuin bij een café. Er bloeit een rode passiebloem en er staat een Ganeshbeeldje in de tuin en zien geverfde mensen. Vooral mannen en kinderen: het is Holi. We trekken veel bekijks en wij kijken terug.
De grenspost van Assam naar Arunachal Pradesh gaat snel. Dat valt ons reuze mee. Daarna rijden we omhoog de bergen in. Door de laaghangende wolken zien we die echter niet.
We lunchen met momo’s.
Tien kilometer voor Itanager bezoeken we de plaatselijke markt. Deze is wel overdekt, maar de paden zijn erg modderig. Er ligt goed uitziende groente en fruit. Ook verschillende onbekende dingen. Iedereen vindt het prima om gefotografeerd te worden. Dat doen ze trouwens met ons ook.
In Itanager bekijken we de Tibetaans-boeddhistische tempel. Jammer dat het zo mistig is. De kleuren van de gebedsvlaggen vallen helemaal weg. We kijken binnen (schoenen uit) en mogen van de monniken foto’s maken. We vragen het hen en ze maken een ferme hoofdknip naar links. Moet je even weten, dat dat ‘ja’ betekent. Vaak wordt er met een hoofd alle kant uit geschud en dan weet je helemaal niet wat ze bedoelen. Het is een vrij nieuwe tempel, echt Tibetaans. Mooi.
Onze kamer in het hotel heeft een balkon. We zitten op de onderste verdieping aan een omhooglopende weg. We kijken uit op de bekisting van die weg. Op de bovenste verdieping is het restaurant. In de folder staat, dat er geen bier geschonken wordt, maar voor ons laten ze een doos aanrukken. Misschien omdat we de enige gasten zijn, waardoor er geen mensen aanwezig zijn, die daar aanstoot aan zouden kunnen nemen. Vandaag mogen we zelf het eten uitzoeken. Alle maaltijden en flessen water zijn inclusief de reissom. We maken een keus en er wordt verteld, dat er soep vooraf is. Dus die bestellen we ook maar. Lekker scherp. Daar moeten we wel even aan wennen, aan dat hete eten. Verder eten we vis masala en noedelsoep. Lekker.
Maandag 21 maartNaar Ziro
Vandaag toast bij het ontbijt, maar eigenlijk hebben wij liever het plaatselijke brood.
We rijden naar Ziro, 210 km verderop. Het is zowaar zonnig en lekker warm. We zien zelfs blauwe lucht. Heerlijk.
De weg is wisselende goed en slecht. De goede stukken zijn over het algemeen vrij kort. De raampjes van de auto staan open en het waait lekker door. Gelukkig geen airco.
Wij stoppen bij Chiputa, een klein dorpje waar het dorpshoofd met twee vrouwen in een longhouse woont. Die hebben allebei een eigen vuurplaats en een deel van de open ruimte om te slapen. We klimmen het huis via een ongemakkelijke smal trapje. Het dorpshoofd kleedt zich voor ons om in de traditionele kleding, zoals ze nu alleen nog op festivals en speciale gelegenheden worden gedragen. Hij draagt een grote hoofdtooi met een neushoornvogelsnavel en –veren. Prachtig. Zijn overhemd heeft een erg versleten kraag. Hij poseert gewillig. We wandelen het dorpje in en kijken er rond. Iedereen staart ons na.
Verderop is een boom over de weg gevallen. Hij ligt er al een paar uur, zo te zien. De chauffeurs twijfelen of ze er onderdoor kunnen. Wij zien zo, dat het makkelijk moet kunnen. Martijn loopt er onderdoor en gaat naast de auto staan. Die is lager dan hij en pas daarna durven de chauffeurs door te rijden.
Bij een volgend dorpje hangt een grote brug over een wild stromende rivier. De plankjes zijn deels verdwenen, deels verrot en deels nieuw. De brug is 100 meter lang en we gaan er één voor één over. We houden ons vast aan de staaldraad die boven ons hoofd hangt. De leuningen van bamboe zien er niet echt betrouwbaar uit. In het midden hangen de plankjes behoorlijk scheef en we zijn blij, dat we het allemaal overleven.
Aan de kant van de berm zien we soms een mithun, een half wilde buffel, een heilig dier, maar bij elk festival wordt er minstens eentje geofferd.
We lunchen in een klein restaurant met allerlei gerechtjes in schaaltjes en bergen rijst. Het smaakt ons prima. We groeien hier nog dicht als we niet uitkijken.
Daarna wandelen we een stukje, maar prompt begint het weer te regenen. Zodra we in de auto zitten, stopt dat weer. Het blijft verder bewolkt, maar wel droog.
We bekijken nog een dorpje en ook het longhouse van binnen. Op de velden worden één jaar gewassen verbouwd. Daarna gebruikt men een volgend stuk.
We rijden door naar Ziro, dat een stuk groter is dan we hadden gedacht. We overnachten in een homestay in Siiro, een paar kilometer verderop. ´Zeer eenvoudige kamers met beperkte gedeelde faciliteiten´stond er in de reisbeschrijving. We waren er helemaal op voorbereid. We krijgen echter een grote, ruime, lichte kamer met een groot tweepersoonsbed, een hele stapel dekens, een kacheltje en een eigen badkamer met warme douche. Hartstikke luxe. Het is een heel nieuw huis en als men geen gasten heeft, slapen de eigenaren daar zelf. Nu gebruiken ze de oude kamers in het longhouse. Daarin, in de ´huiskamer´ staat in het midden een vuur, lekker warm, met kleine krukjes er omheen. Het licht valt om de haverklap uit. We krijgen een glas heet water, thee, koffie en daarna rijstwijn. Eigen gestookt in eigengemaakte bamboebekers. Je krijgt daarbij een klontje zwart Ziro-zout, dat een beetje naar salmiak smaakt. Daar likt je aan en vervolgens neem je een slok. Gelukkig is de wijn niet zo sterk, want de bekers zijn erg groot.
We krijgen een zelf geweven sjaal, specifiek voor de Apatani, een stam die in de Ziro vallei woont. Deze wonen in zeven dorpen verdeeld in drie groepen. Ieder jaar organiseert één zo´n groep het festival, zodat je één jaar gastheer bent en vervolgens twee jaar gast.
In het vuur worden vier bamboestokken gezet waarin we rijst vermoeden. Het staat een tijdje te pruttelen en dan worden er repen bamboe in de lengte afgetrokken. Het blijkt echter kip met ei dat uit de bamboe wordt gelepeld. Het smaakt erg lekker. Dit wordt door de mannen gedaan. De vrouwen koken van alles in de aparte keuken. Ze stallen alles op een tafel uit: groentes, kip, varkensvlees, wortel (voor de digestief). We krijgen zo veel rijstwijn als we willen, koffie, thee en water.