Donderdag 13 februariNaar Tamberma country
We gaan nog een stukje noordelijker, naar Tamberma country.
Het is nu de droge periode en de tijd om huizen te bouwen. De rijken doen dat met stenen, de rest met adobe, brokken gedroogde klei.
De Tamberma, ook wel bekend als de Batammarib, zijn beroemd om hun kasteelachtige adobe-huizen van twee verdiepingen, ook wel tata’s genoemd. Ze stammen uit de tijd, dat de families beschermd moesten worden tegen vijanden en roofdieren. De toegangsdeuren zijn laag, waardoor indringers moesten bukken en zo een makkelijk doelwit waren.
Uit het dorpje Pya komt de president van Togo. In de nabije omgeving zijn de wegen erg goed. Wij bezoeken hier een smid die van autovelgen landbouwwerktuigen en muziekinstrumenten maakt. Ook worden er potten en schalen gekleid. In plaats van een draaischijf te gebruiken, lopen de pottenbakkers zelf om de pot heen.
In Niamtougou is een werkplaats voor gehandicapten. Jammer genoeg is die vandaag niet in bedrijf. In de winkel kopen we een lapje stof voor 3500 cfa.
De wind komt uit het noorden en er zit stof in de lucht waardoor het heiig is en we geen mooie vergezichten zien.
Op de markt in Defale kopen we ons avondeten: een levende parelhoen, rijst, uien, olie, pepers, kool, noten, avocado’s en kolanoten. Als je op die noten kauwt, blijf je lang wakker, zeggen ze. Wij merken er niets van. Ze smaken bitter. Het schijnt, dat je zo’n parelhoen heel makkelijk dagen in leven kunt houden. Maar zet je hem in een auto met airco, dan is hij binnen twee uur dood.
We rijden de Tamberma-regio in. Daar moet een kaartje voor worden gekocht. De mevrouw van onze homestay, mevrouw Etiëne, rijdt met ons mee. Als we naar onze overnachtingsplaats rijden, Bassamba, stuiten we op een groepje mensen, dat een dans aan het oefenen is. Bassamba ligt vlak bij de grens van Benin.
We overnachten bij een groepje van vier tata's, waar we kunnen kiezen of we in een ‘bungalow’ gaan slapen of boven op het dak, waar het koeler schijnt te zijn.
TataIn de schaduw van een boom eten we de avocado’s op. Je hoort wat mensen praten, geiten blaten, kippen en parelhoenders kakelen en het gestamp van een grote vijzel. Dat is het wel zo’n beetje. Geen radio, geen auto's. De jeugd hangt rond onder een grote boom. Meer is er voor ook niet te doen. Later komen de kleine kinderen samen om te voetballen. De jongens dan, de meisjes staan natuurlijk apart, zoals overal. Die dansen en springen.
Tegen vieren, als het iets koeler wordt, maken we met mevrouw Etiënne een wandeling. Er liggen nogal wat tata’s in de buurt, die allemaal net wat anders gebouwd zijn. Vóór elke tata staan fetisjstenen. Elke steen duidt een overleden persoon aan. Hoe belangrijker, hoe groter de steen. Elke steen heeft twee ‘ogen' die dichtgestopt zijn en in de richting van de tata staren. Als een persoon gereïncarneerd is, komt er een nieuwe steen tegen de muur van de tata, naast de deur. Die ‘ogen’ zijn open. De belangrijkste stenen zijn versierd met schelpjes. Bij de tata van de belangrijke medicijnfamilie zijn de beelden erg uitbundig en staan er houten beeldjes, kommetjes, speren, stokken, veren en lapjes bij.
We eindigen bij de plaatselijke kroeg. Er is hier helemaal niks in het dorp, geen winkels of werkplaatsjes, maar er is wel een bar. Het verbaast ons eigenlijk niks. De mannen moeten toch wat te doen hebben.
Het enige wat een man namelijk doet, is zijn vrouw(en) commanderen. De vrouwen doen al het werk. Stel je niet te veel van voor van dat café. Een kleine ruimte waar de drank staat en buiten op een lemen veld staat een bank onder een boom. De bank wordt voor ons vrij gemaakt. Wij zetten hem meer midden op het plein, de zon komt niet door, en we krijgen er een tafel en nog een bank bij. De andere gasten, niet alleen mannen, maar ook vrouwen en kinderen, moeten op de grond zitten. We bestellen bier, dat in een plastic mandje wordt gebracht. Het is redelijk koud. Lekker.
Bar in Tamberma countryDe mensen op de grond hebben een fles bij zich die half gevuld is met palmwijn. Sanny koopt er voor hen rode wijn bij. Dat zit in een kartonnen pakje van een deciliter. Ze vullen de fles palmwijn met twee pakjes aan. Er zijn twee kleine bekertjes die rond gaan en in een paar grote slokken wordt de wijn achterover gegooid. Een klein meisje doet gewoon mee. In een leeg pakje wijn wordt ook wat van die drank geschonken en aan een klein jongetje gegeven, die er lekker aan zit te lurken.
Mevrouw Etiënne heeft ondertussen het eten gekookt, dat we ons goed laten smaken.
Als we klaar zijn, komen er drie vrouwen en een man voor ons dansen. Het dorp loopt uit en mensen komen met de fiets de brommer of te voet om te kijken.
Daarna gaan we het dak op; men heeft voor ons een matje, kussens, een laken en een deken klaar gelegd. We liggen buiten in de openlucht en kijken naar de sterren. Later komt de maan op en ook de wind. Die wil de lakens en dekens weg blazen en we moeten ze goed instoppen. Het is niet koud gelukkig.

Vrijdag 14 februariNaar Lomé
Sanny heeft het ’s nachts maar tot drie uur op het dak uitgehouden. Toen was de wind op het ergst en is hij in de auto gaan slapen.
We gaan terug naar het zuiden, naar Lomé, de hoofdstad van Togo.
Bij Pya, het dorp van de president, ligt een internationaal vliegveld. Elke dag moeten er twee vliegtuigen klaar staan om meteen te kunnen vertrekken: een privéjet en eentje voor personeel. Blijkbaar landt hier vandaag de president en dan moeten alle wegen vrij gehouden worden, zodat hij door kan rijden. Wij mogen door, maar vrachtwagens moeten wachten en vormen lange rij. Wie weet hoe lang ze daar moeten staan. Dit is Afrika.
We ontbijten in Kara in het hotel waar we overnacht hebben. Sanny heeft de bestelling al doorgebeld. Lekker vers stokbrood en croissants.
Als we verder willen, zijn de wegen in Kara volgestroomd door allerlei afzettingen in verband met het bezoek van de president en de verkiezingscampagne. Het probleem is de brug waar iedereen overheen moet. Sanny weet de weg en een andere kleine brug. Zo zijn we toch snel de stad uit.
Het is duidelijk, dat de president hier niet vandaan komt: de weg is een stuk slechter.
Fetisj-markt in LoméIn Lomé gaan we eerst naar de fetisjmarkt, de grootste in West-Afrika. We zien een heleboel gedroogde in- en uitheemse dieren, zoals vleermuizen, slangen, luipaard, apen, krokodillen, vogeltjes, eenden. Elk beest heeft zijn eigen medicinale werking. We mogen alles fotograferen. Er zijn geen klanten en we vragen ons af hoe ze hun geld verdienen. Tot we een hoop geschreeuw horen en we alle verkopers op een brommertje zien afstormen, waarmee een klant wordt gebracht.
We zitten in het Onomo Hotel aan het strand. Het is een groot luxe hotel en alles ziet er duur uit. We zetten onze spullen op de kamer en proberen te pinnen bij de geldautomaat die in de hal van het hotel staat. Net als in Kara lukt het ons niet er geld uit te krijgen. We krijgen geen melding; hij doet het voor ons gewoon niet. Het personeel van bet hotel zegt, dat ze soms geen connectie kunnen krijgen, maar we hebben het te vaak geprobeerd omdat te geloven. Wat wel het probleem is, weten we niet. Gelukkig hebben we Sanny.
We lopen naar de overkant van de straat waar een enorm breed zandstrand ligt. We zakken neer op een terras met uitzicht op alle voetballende kinderen. Het zijn er enorm veel en overal zijn groepjes aan het spelen. De mevrouw die het bier brengt, is hoogst verbaasd als Lia betaalt. Ons passeert een oneindige stroom van verkopers met, je kunt het zo gek niet verzinnen of het komt langs: kolanoten, slippers, schoenen, broeken, bezems, telefoons, zonnebrillen, tassen, sigaretten, koekjes, nootjes, papieren zakdoekjes. Als je nee schudt, gaan ze meteen verder. Ze dringen gelukkig niet aan. Op een gegeven moment hebben ze wel door, dat we niets willen en komen er minder verkopers. We zijn de enige toeristen. Tot nu toe hebben we er bar weinig gezien. Op het festival in Kumasi en Accra ná, kunnen we ze op de vingers van één hand tellen.
Zowel het eten als de drank is ‘duur’ in het hotel. Op het strand kost een bier cfa 1000, hier cfa 3400.

Zaterdag 15 februariNaar Accra (Ghana)
Het ontbijtbuffet is inclusief en we doen ons te goed aan stokbrood met Franse kaas, yoghurt en fruit.
We gaan terug naar Accra in Ghana. De grens ligt aan de westkant van Lomé. Overal moeten we briefjes invullen, stempels halen en gele inentingsboekjes laten controleren. Hoewel er geen wachtende voor ons zijn, duurt het alles bij elkaar toch wel drie kwartier.
Sanny denkt, dat er problemen met de auto zijn. Hij wil het risico niet lopen, dat we ergens stil komen te staan en heeft vervangend vervoer geregeld. Bij de grens wacht die auto ons op. Het is een uur of drie rijden.
We zitten nu in een Ghanese auto en bij politiecontroles mogen die meteen doorrijden. Ze houden alleen de buitenlandse aan en proberen daar een slaatje uit te slaan. Sanny heeft van zijn ‘bekeuring' vorige week stiekem een foto gemaakt van die agent en zijn naam en gedrag doorgeven aan een of andere instantie.
Later worden we toch gestopt en moeten we de paspoorten laten zien. Sanny heeft een id-kaart wat volgens de beambte niet genoeg is en of hij maar even 1000 cedi wil betalen. Nou denken wij, dat Sanny heel goed weet welke documenten hij hier nodig heeft; hij komt hier zo vaak. Weer zo’n geval van intimidatie en afzetterij. Natuurlijk betaalt Sanny niet en jammer genoeg wordt hij weer kwaad, wat wij ons ook wel voor kunnen stellen. Het is eigenlijk te gek voor woorden. Ik geloof, dat de chauffeur iets betaald heeft.
Sanny heeft nu het plan opgepakt om een auto in Ghana te kopen met Ghanese kentekenplaten.
We rijden wederom via onze telefoon naar het hotel. Sanny weet nu wat hij moet doen om op zijn mobiel de kaarten zo te downloaden, dat hij ze zonder internetverbinding kan gebruiken.
AccraWe nemen afscheid van hem met een dikke knuffel en hopen, dat we hem ooit nog eens zullen zien.
In Accra zitten we in een hotel in de wijk Osu. We krijgen een ruim appartement. Lekker. We lopen de buurt door en zien veel winkels en restaurants. Het gezelligste lijkt ons de Purple Pub. Eerst drinken we een biertje op het dakterras van ons hotel waar we weids uitzicht over de stad hebben. Tegen zevenen gaan we naar de Purple Pub. Deze ligt in een kleine onverharde straat met veel kleine winkeltjes. Vanmiddag was de bar nog leeg; nu zitten er heel wat mensen o.a. voetbal te kijken. We pakken een stoel, maar een mevrouw wijst naar de poot die op afbreken staat. Tegen de achterwand staan nog hele stapels stoelen en we pakken er daar een paar en gaan bij een laag tafeltje zitten. We bestellen bier en kippenvleugeltjes. Het wordt steeds drukker en we zijn we de enige niet-donkere mensen. Iedereen bouwt z’n eigen plekje en haalt overal en nergens tafels en stoelen vandaan. Ze worden gewoon op de straat gezet. Het is erg gezellig en wij zitten voortdurend te grijnzen, zo leuk vinden we het hier. De kip wordt gebracht in zo’n meeneemdoosje. Geen idee waar ze het vandaan hebben gehaald. Er liggen wat rode uien bij. Ken je die? Die scherpe? Daar blussen wij de hete kip mee. Want die is heet, zeer heet. Maar wel lekker.
Van een ander tentje krijgen we een kalebas met een lokaal soort ijsbier om te proeven. Op zich lekker fris, maar het smaakt niet echt naar bier, maar naar ijswater.
Morgen komen we weer.