Zondag 9 februariKumasi
O Gossie wil eigenlijk, dat we om 7:00 uur vertrekken, maar omdat het ontbijt pas om 7:30 uur begint, gaan we om 8:00 uur weg. We rijden naar het Manhyia paleis, een oud paleis van de koning van de Ashanti, nu een museum. O Gossie weet de weg niet en moet het vragen. Een automobilist is zo attent om voor ons uit te rijden. Grappig. Het museum gaat pas om 9:00 uur open en wij zijn nog iets te vroeg. Waarom we dus om 7:00 uur moesten vertrekken? We krijgen een rondleiding samen met een groep Nederlanders en Vlamingen.
Daarna lopen we naar Prempeh II Jubilee Museum, het nationale culturele centrum. Hier staat een mooie oude auto buiten en binnen krijgen we een rondleiding. De mevrouw praat supersnel en je hebt amper tijd om wat te bekijken. De Britten hebben in hun koloniale tijd de gouden stoel opgeëist, dé stoel van deze koning, die slechts één keer per vijf jaar wordt getoond. Ze dachten, dat ze de echte hadden gekregen, maar het was een kopie. Die wordt nu hier getoond.
We lopen terug naar de auto die bij het nieuwe paleis staat (naast het oude paleis) waar straks het Akwasidae festival plaats vindt. We nemen een tuktuk terug naar het paleis. Onze gidsen dachten de weg beter te kennen dan de chauffeur, maar net op het moment, dat hij wil omdraaien, zien ze, dat hij gelijk heeft. Rondom twaalven zijn we op het festivalterrein, waar om ongeveer één uur de activiteiten beginnen.
We offeren Sanny en O Gossie een drankje.
Bij de Ashanti gaat de afstamming en overerving via de vrouwelijke lijn. De koningmoeder bepaalt wie de volgende koning wordt. Dit is wel altijd iemand binnen de familie van de vrouw.
Op het Akwasidae festival ontmoet koning Otumfuo Osei Tutu II eens in de zes weken zijn leiders op de binnenplaats van het paleis. De koning arriveert in een processie en er wordt gedanst en gezongen. De Ashanti-koning staat bekend om zijn vele gouden sieraden, die hij vandaag draagt. De belangrijkste mensen hebben een parasoldrager bij zich. De koning ook en die wordt ook nog voortdurend toe gewapperd en regelmatig wordt het zweet van zijn gezicht geveegd.
De toeristen zitten in een apart vak en worden op afstand gehouden. Goede zaak.
De koning zit op een troon en zijn voeten rusten op een voetenbankje gemaakt van een leeuwenkop. Zijn blote voeten mogen niet in contact met de grond komen, want, zo is de gedachte, dan gaat hij dood.
Een zeer bont gezelschap gaat op audiëntie en biedt cadeaus aan. Het hoofddeel van wat wij zien, zijn, afgezien van dat grote witte schaap, dozen sterke drank. We zien VSOP cognac, Schotse whisky en Henkes voorbij komen.
Wij hebben het om een uur of drie wel gezien en willen vertrekken. Sanny haalt ons over om nog een uurtje te blijven, omdat er volgens hem gedanst gaat worden. Gelukkig zijn kort daarna alle toespraken afgelopen en is het vertrek van de koning één groot feest. Onder begeleiding van muziek en dans loopt de koning een afscheidsrondje en neemt afscheid van de hoogwaardigheidsbekleders. Sanny sleept Lia mee voor de beste fotoposities. Op dit moment zijn er nog maar een paar toeristen over; de meeste zijn na een uurtje vertrokken. Hier het videoverslag.
Sanny eist Martijn’s telefoon op voor de route naar het hotel via google-maps. We zitten in het centrum van Kumasi en het is erg druk. Om ons heen ligt de kolossale Kejetia-markt, de grootste van West-Afrika. Ook vandaag krijgen Sanny en O Gossie een drankje in het hotel. Wij krijgen van hen overdag water en hapjes. Zij zijn er blij mee en ons kost het bijna niks.
Maandag 10 februariNaar Kpalimé (Togo)
Een rijdag vandaag. We gaan naar Kpalimé in Togo. We komen door veel kleine dorpjes. Het ene is stil, het andere druk. Overal handeltjes. Het ene dorp verkoopt potten en borden van klei, het volgende doodskistenkleedjes.
Onderweg probeert Lia nogmaals om foto’s draadloos van de camera naar het tablet te kopiëren. Pas als ze de VPN afzet, lukt het. Na twee dagen klooien.
Er zitten veel hobbels in de wegen; elke auto slingert van links naar rechts om de grootste gaten te ontwijken. Natuurlijk zij er ook politiecontroles en we mogen overal doorrijden. Stukjes weg zijn slecht, stukjes zijn onverhard.
We drinken en eten kokosnoten en gebakken yamknollen die we bij een kraampje langs de weg kopen.
We hobbelen heel wat af.
In de provincie Volta zijn in het begin de wegen stukken beter en is het minder druk. Dat schiet beter op. Maar het duurt niet lang voor we weer volop gaten zien.
Vandaag niet veel zon gezien. Het is wel net zo warm.
De grens van Ghana naar Togo ligt aan een smalle onverharde weg vol gaten. De grenspost ‘Ghana uit’ is nog een redelijk gebouwtje. ‘Togo in' is niet meer dan een houten keetje met twee mannen. Alles wordt met de hand genoteerd en ze willen vier pasfoto's. Ons was twee verteld, we hebben er drie en ze nemen genoegen met één. Het kost slechts € 17 p.p., een koopje. Binnen drie kwartier is alles geregeld.
Het is nog drie kwartier rijden naar Kpalimé.
We hebben nog geen vijf minuten gereden of we passeren al twee controleposten. De eerste wuift ons door; bij de tweede ligt iemand in burger te slapen en rijden we door. Even later moeten we stoppen van een motorrijder, die ons vertelt, dat we illegaal door zijn gereden. We moeten terug. Sanny begint te schelden, maar dat helpt niks. Wij terug en de slapende man is ondertussen wakker. Martijn maakt een praatje met hem en we mogen verder. Waar gaat dit toch allemaal over? Er wordt eigenlijk niks gecontroleerd. Is het machtsvertoon, geldklopperij of gewoon mensen pesten?
Er is veel minder verkeer op de weg. Veel minder auto's, meer brommers en wandelaars.
We doen negen uur over 370 km.
In Kpalimé zitten we in Parc Residence, een mooi hotel met zwembad, lekker terras, ruime kamer en een Duitse gastvrouw die aangaf, dat ze net wat Frans had geleerd en nu Engels met ons moet praten, wat ze niet goed kan. Wij gaan over op het Duits.
Martijn moet leren handen geven. Lia krijgt een ‘gewone' hand, maar ‘mannen onder elkaar' geven anders een hand.
PapillonReizen biedt ons een dansoptreden aan. Een groep van zo’n vijftig muzikanten en dansers staat opgesteld en speelt een uur lang aan één stuk opzwepende muziek. De groep dansers doet ons wederom beseffen, dat wij, Noord-Europeanen, maar stijve mensen zijn. We hebben nog nooit mensen hun billen zó zien bewegen. Het doet Lia, met Godfried Bomans in gedachten, verzuchten: ‘had ik maar één zo'n bil'. Een dikke mevrouw met een hele dikke kont staat heel erg te swingen. Het lijkt of alles in beweging is, maar als je goed kijkt, zie je, dat ze helemaal stil staat en dat alleen haar billen bewegen. Fantastisch. Deze dans is specifiek voor deze regio.
Dinsdag 11 februariNaar Kloto, Dzogbegan
Martijn’s naam is Codjo in het Togolees, wat maandag betekent. Iedereen krijgt als tweede naam de dag van zijn geboorte.
Togo is meer Frans, terwijl Ghana meer Engels is. We merken het meteen aan het ontbijt met lekker stokbrood. Ook spreekt men hier amper Engels. Zo halen we ons Frans weer op.
Met een plaatselijke gids maken we een wandeling door de plantages in de omgeving. Smalle paadjes voeren over de velden en langs huisjes. Het is momenteel niet het seizoen voor fruit. Men is bezig palmnoten te bakken voor olie en koffie te verwerken. Om 9:30 uur zitten we al aan de sterke palmwijn, sodabie. Eerst drinkt de gever een glas om te laten zien, dat de wijn niet vergiftigd is. Dan drinkt de gast een glas en geeft het laatste beetje aan de voorouders door het op de grond te gooien. We zien mooie planten, vlinders, hagedissen, vogeltjes. Verschillende planten worden als medicijn gebruikt.
De gids breekt een blaadje van een plant. Met het witte sap, dat er uit komt, schrijven we op onze armen. Dat is al snel opgedroogd en niet meer te zien. Niet op de witte arm, ook niet op de bruine. Dan smeer je hier houtskool overheen en licht de tekst zwart op. De rest kun je weg wassen, de zwarte tekst blijft een week zitten. Van een orleaanboom maal je de zaadjes fijn en kun je de kleurstof, de anatto, gebruiken als rode lippenstift. De balletjes zien er aan de buitenkant uit als ramboetan, maar binnen zitten rode zaden. Van een boom snijden ze de bast en als je achterkant daar afschraapt, heb je gele verf.
Sanny pikt ons op met de auto en we rijden naar het dorp waar de gids vandaan komt. Binnen op het voetbalveld is een toernooi bezig met teams uit verschillende plaatsen. De vrouwen en meisjes staan constant te zingen langs de kant. Het hele dorp is uitgelopen en zit langs de kant. Iedereen is erg fanatiek.
We lopen naar een waterval waar veel vlinders en juffers zitten. We zitten een poosje langs de koele kant.
Het laatste stuk laat Lia’s schoen iets los aan de voorkant. Sanny zoekt een schoenmaker en de schoenen worden helemaal doorgestikt. Twee mannen zijn er een half uur mee bezig geweest. Kosten 500 cfa franc, € 0,75.
Ze verkopen hier benzine in flessen voor brommers die uit Nigeria via Benin wordt gesmokkeld. We hebben daar drie jaar geleden de schepen op het meer gezien. Als de politie het ziet, wordt de hele handel in beslag genomen.
We gaan verder naar Dzogbegan op het Danyi-plateau.
Onderweg stoppen we bij een dorp, lopen tien minuten door en komen bij bomen vol met vleermuizen. Vroeger verbleven ze in een nabije grot. Toen ooit, lang geleden, Ghanezen kwamen om mannen te roven, verstopten die zich in de grot. De vleermuizen lieten de Tongolezen door, de Ghanezen niet. In deze tijd zijn de beesten erg gewild om te eten en wordt er op ze gejaagd. De bewoners vinden het nu hún tijd om de vleermuizen te beschermen. Ze jagen er niet op en zorgen ook, dat anderen dat niet doen. De beesten voelen zich nu zo veilig, dat ze overdag buiten blijven. Ze hangen in bosjes in de hoge bomen. Gids Greg maakt herrie, wat er voor zorgt, dat honderdduizenden, zo niet miljoenen, vleermuizen de lucht in vliegen. Indrukwekkend.
We rijden naar het noordwesten en 700 meter omhoog. Het hotel ligt niet ver van de grens met Ghana. Een klein stukje ‘gele' weg op de kaart. Die weg is goed. De andere wegen staan er niet eens op. En dus slecht, vol gaten.
Hier zijn de ananassen rijp. Ze groeien volop in de velden en worden langs de weg verkocht.
Er is nergens een plaats waar je geld kunt wisselen, laat staan pinnen. We leven dus op de pof.
Onze telefoon is niet meer nodig. In Togo kent Sanny de weg.
We gaan eerst naar het hotel om onze kamer ‘veilig' te stellen. Op het moment zijn er bijeenkomsten voor verkiezingen en dan wil de regering nog wel eens kamers opeisen. Dat kunnen ze doen als je nog niet ingecheckt hebt (en wel geboekt en dan heb je pech), maar als we er eenmaal zitten, kan dat niet meer. Het hotel ligt in de middle of nowhere.
We bezoeken het monnikenklooster Abbeye de l'Ascension. Er is een winkel die bekend staat om de door de monniken zelf gefabriceerde producten, zoals koffie, kruiden, koekjes, chips, esoterische oliën, jam, heiligenbeelden. Sanny en Greg nemen beide een enorme hoeveelheid koffie mee. We wandelen door de tuinen, zien sterfruit, peperplantages, koffie, jacksonvruchten. Ze hebben van die jacksonvruchten chips gemaakt. Een nieuw probeersel en wij krijgen een zakje met de vraag om deze te testen. Het smaakt goed. Ze noemen het jackiechips. In het Nederlands klinkt dat niet zo goed.
Weer terug bij het hotel staat er inderdaad een auto vol met militairen. Als we onze spullen op de kamer hebben gelegd en naar de bar gaan, zijn ze verdwenen. Dat vroeg inchecken was een goede zet van Sanny!
De drank wordt hier, net als in Benin, gebracht in een plastic flessenmandje. Erg handig.
Er is geen internet hier.
We bestellen het eten vroeg, want het schijnt twee uur te duren voor het klaar is. We bestellen het voor 19:30 uur en het komt netjes op tijd.
Woensdag 12 februariNaar Kara
Vandaag gaan we naar Kara in het noorden. Eerst is er een stukje hobbelweg voor we op de ‘grote’ weg komen die van Lomé aan de kust dwars door het midden van het land naar het noorden loopt. Dit is een goede tweebaansasfaltweg.
Greg, de gids, is terug gegaan voor de verkiezingen. Hij staat ergens op een lijst en is verkiesbaar. In veel dorpjes die we passeren, zien we de verkiezingskoorts. Overal mensen met brommertjes, blauwe kleding, samenscholingen en propagandamateriaal. Al die brommerrijders krijgen cfa 2000 voor betaald om mee te doen.
Soms is er markt. Zodra de auto stopt, worden we omzwermd met mensen die van alles op hun hoofd te koop aanbieden: brood, gedroogde visjes, groente, fruit, koeken, sateetjes, blikjes drank, stokjes die als tandenborstels dienen, eieren, gefrituurde dingen waarvan Joost mag weten wat het is.
In een dorpje stoppen we op de weg bij een winkeltje. Sanny draait het raampje open, geeft een brul. De winkelier komt naar buiten en vraagt wat hij wil, gaat het halen en brengt het naar de auto. Je hoeft de auto niet uit.
De weg is vrij saai; de dorpjes zijn wel altijd leuk.
Vandaag krijgen we gefrituurde maïskoekjes met rijst. Twee zakjes met acht koeken kosten ongeveer € 0,60. Lekker.
We komen bij een weg waarvan één rijstrook door een smalle doorgang met hoge rotsen gaat, the moon of cobra.
We zien velden vol lage ronde heuveltjes. In elk rondje heeft men drie yamknollen gestopt waarvan de bovenkant afgesneden is. Daar groeien weer nieuwe yams uit.
Veel busjes zijn erg vol geladen. Op sommige is zoveel op het dak geladen, dat ze twee keer zo hoog zijn als gewoonlijk. Veel vrachtwagens zijn veel te zwaar beladen. Zo rijden ze de weg en de auto kapot. We zien er regelmatig eentje aan de kant staan met pech of op z’n kant in de berm liggen. Regelmatig zitten of liggen er mannen boven op de lading.
In Kara zitten we in een hotel midden in de stad. Zoals gewoonlijk hier in Afrika is er maar één handdoek op de kamer. Vreemd toch? We vragen ons af wat de mensen thuis doen….
Aan het eind van de middag maken we een rondje met Sanny door Kara. We gaan naar het etnologisch museum waar we een privérondleiding krijgen. Daarna rijden we door de plaats en verwonderen ons over de bedrijvigheid op straat. Het is druk, overal handeltjes, terrasjes, markten. We stoppen om een biertje te drinken. Wij draaien de raampjes van de auto dicht, zoals gewoonlijk. Sanny laat ze open en laat de auto achter in handen van een paar jongens, die er mee weg rijden. Wij zakken neer op een terras en bestellen grote flessen lokale Pils, dat hier ter plaatse gebrouwen wordt. Natuurlijk wordt het gebracht in een plastic flessenmandje. We krijgen er een lekker schoteltje met vlees, uien en kruiden bij, dat we kennen uit Benin. Erg lekker en gezellig.
We lopen terug naar de auto en die blijkt in de tussentijd van buiten en binnen helemaal schoon gemaakt. Super.
Het is ’s avonds druk in het restaurant van het hotel.