Maandag 2 oktoberTemet, Tchinonaffeden, Blauwe Bergen, Chiriet

's Nachts om 1:00 uur stormt het. We hebben alleen de binnentent opgezet en gelukkig blijft het droog.
Er is nog steeds geen zon en dus geen mooie duinen.
We rijden weer naar het zuiden door 'echte' woestijn vandaag. Beige zand zover als je kunt kijken, geen begroeiing, bleekblauwe lucht erboven en later een verzengende zon. Heet!Nomaden in de woestijn, NigerWe gaan naar Tchinonaffeden, een opgedroogd meer vol fossielen, versteende vissen en prehistorische planten. Vroeger was de Téneré bezaaid met vele meren. Nu is alles opgedroogd.
Ze willen ons vandaag laten lunchen midden de brandende woestijn op een plaats zonder schaduw, terwijl de Blauwe Bergen slechts een half uur verder zijn. Er is hier helemaal niets te zien en het is bloedheet. Aangezien hun lunches tweeënhalf tot drie uur duren, voelen wij daar helemaal niets voor. Op onze vraag waarom die lunches zo lang duren is hun enige antwoord: 'jullie leven om te werken, wij werken om te leven'. En dat is ook zo. Ze doen niets uit eigen initiatief, niets als het even niet per se moet. Voor de lunch doet de kok er een uur over een grote schaal groente te maken. Paar blikjes opendraaien, tomaten en ui snijden en brood snijden. Gisterenavond vroeg Jo de kok om een paar bekers af te wassen. Na een kwartier is hij ze gaan halen: de kok kan ze niet brengen want zijn handen zaten onder het meel. Vier man zitten om hem heen die dat dan zouden kunnen doen, maar waarschijnlijk staat dat niet in hun taakbeschrijving en dan doen ze het niet. Of misschien komen ze wel gewoon niet op het idee.
Volgens hen is het nog ruim een uur naar de Blauwe Bergen. Na lang gepraat lukt het ons om ze door te laten rijden, zodat wij de bergen kunnen bekijken als zij met de lunch bezig zijn. Het blijkt nog geen half uur verder te zijn. Vervolgens willen ze hier het kamp voor de nacht maken, maar volgens het programma zouden we nog verder moeten. Ze hebben er duidelijk geen zin, maar wij willen hier niet blijven. Het is bloedheet en er is geen enkele schaduw. Uiteindelijk lukt het ons toch, na heel veel praten, om ze verder te laten rijden. We worden hier zo verschrikkelijk moe. Om alles moet gediscussieerd worden. De gids is de baas en er moet en zal gebeuren wat hij wil. De klant is hier duidelijk geen koning.
De Blauwe Bergen zijn hopen stenen in de woestijn. Heel veel mooi gekleurde stenen, allerlei kleuren en heel veel potscherven waarvan sommige beschreven en sommige versierd zijn.
We rijden verder en zien nog meer zand. Nu zijn er wel meer heuvels en heel soms een boompje of struikje. Bij Chiriet, een vulkanische berg, maken we ons kamp. Er zijn duinen en er is zon. Dus mooi gekleurde bergen. Ze zijn niet zo hoog, maar het is wel een mooi gezicht.

Dinsdag 3 oktoberTchinwadegdeg, Illakane Bergen

Zonnig en warm vandaag. We beginnen langzamerhand te wennen aan de hitte. Nog steeds veel zand onderweg en dan ineens weer een stenen ondergrond, dan weer zand met groene stukken en dan weer duintjes.
Bij Tchinwadegdeg is een vallei met meer en hogere bomen en een waterput. De enige in de verre omtrek. Er staan een paar nomadententen waar telkens een mevrouw in de schaduw zit. Om 10:30 uur houden we daar halt om water te halen. Men wil hier ook meteen lunchen. Wij zijn het hier niet me eens. Wij willen hier geen vier uur zitten en kijken naar niets. Men zegt dat hier altijd veel mensen zijn en er van alles te zien is. Dus dit is altijd de rustplaats. Dat er nu niets te zien is, maakt hen niet uit. Zij blijven maar vertellen, dat zij er niets aan kunnen doen dat er geen mensen zijn, maar dat is ons probleem ook niet. Hun starre organisatie en eigenwijsheid blijft. Zij snappen niet waar wij het over hebben als wij blijven zeggen, dat we verder willen, omdat er nu vandaag geen mensen zijn en er dus niets te zien is. Ze willen ons gewoon niet begrijpen en moeten en zullen gelijk krijgen. Intussen is er een uur verstreken en is er nog steeds geen druppel water geput. De vrachtauto is zo ingepakt, dat deze helemaal leeg gemaakt moet worden om bij alle jerrycans te komen. Totaal zitten we hier dus drieënhalf uur, want de mannen zijn niet in beweging te krijgen.
Huisvesting van nomaden, NigerAls we eindelijk weer rijden, zien we eerst de Illakane Bergen van blauw marmer. Ze zijn echt blauw. Daarna rijden we door en komen we af en toe een tent, nou ja tent, meer dan wat lappen is het niet, tegen met wat nomaden, een kameel, een paar ezels. Bij elke tent stoppen we en staren we de bewoners aan. Zij staren terug. De meesten spreken wel wat Frans en dus is er wel wat contact. Ze willen op de foto, graag zelfs, zodat ze zichzelf terug kunnen zien. Bij het kamp van een oudere man met veel aanzien, zetten wij ons kamp op. Zij houden geiten en hebben ook twee hele kleine gazellen waarvan de moeder is overleden. Er zitten veel vliegen, waarschijnlijk door de dieren die hier zitten.
De begroeting tussen de mensen gaat als volgt: men geeft elkaar hele slappe handjes, hele korte aanrakingen, die net zolang doorgaan tot men uitgepraat is en dan wordt de hand pas goed geschud. Dus hoe langer het praatje, hoe langer er met de handen geveegd wordt.

Woensdag 4 oktoberArrakao, naar Assode

's Morgens rijden we eerst naar Arrakao die ook wel de krabberg wordt genoemd door zijn vorm. Er zijn nog meer rotstekeningen met o.a. een hele mooie giraf. Er staat wat water waar mooie vlinders en verschillende kleuren libelles zitten. Een meisje en jongen op ezels komen aanrijden om water te halen. Water halen met de ezel, NigerHet haar van de jongen is geknipt in een soort hanenkam. Zodra ze ons zien, halen ze hun verkoopwaren te voorschijn, zoals ze dat allemaal doen.
We zien onze negende gazelle en wederom veel duinen. We rijden er dwars door heen en vinden het heel knap hoe de chauffeurs hun weg kunnen vinden. Op de terugweg rijden we langs een meer dat aardig gevuld is met water omdat het net na de regentijd is. We zien o.a. een lepelaar en een zwarte ibis. Het blijft zandhappen en soms blijven de auto's steken in het rulle zand.
Om 12:30 uur zijn we weer terug bij het kamp, maar je moet niet denken dat de kok dan de lunch al klaar heeft. Na drie uur zitten, moeten we ze aansporen om te vertrekken. Ze liggen alleen maar te liggen en zijn er duidelijk helemaal niet blij mee, dat we weg willen. Alles gaat op z'n elfendertigst en er is zowat geen beweging in te krijgen. Ze hebben er echt geen zin in. Ze kijken Jo dan ook erg verbaasd aan als hij vraagt om te vertrekken: waar heeft hij het over? Vertrekken? Nu? Jo heeft veel overredingskracht nodig. Elke dag moeten ze opgepord worden en elke dag moet Jo praten als Brugman en heeft ook de taak van de gids overgenomen en vertelt ons wat de dag ons brengen zal. Van de gids hebben we de hele reis geen informatie gekregen. Je wordt er moedeloos van.
We rijden verder in de richting van Assode. In deze vallei is onze chauffeur opgegroeid. Het is hier wat groener. Eerst zien we een neefje van hem die wijst waar zijn ouders nu ongeveer zijn. Dan ontmoeten we de broer van die neef en dan zijn oudere zus, de moeder van de jongens. En al snel komen we aan bij het kampje van zijn ouders. De moeder zit graan te stampen en een andere vrouw een schaaltje te vlechten. Er vindt nauwelijks een begroeting plaats en emoties zijn er al helemaal niet. De vader is ongeveer 70 jaar. Elke twee à drie dagen wordt er van plaats verhuisd. Men neemt daarom de moeite niet om de tent op te zetten. Ze leven van het vee, dat hun kapitaal is. Ze hebben veel geiten en kamelen. De chauffeur is de enige van de familie die naar de stad is vertrokken. Onderweg wordt er regelmatig een kopje suiker weggegeven aan voorbij trekkende mensen.Theeceremonie, NigerZomaar ergens in de woestijn staat een winkeltje waar men van alles verkoopt. Een brommer wordt gevuld met benzine en rijdt voor ons uit. Hij durft de rit alleen aan als er een auto achter hem rijdt voor als hij pech krijgt. Het ziet er niet uit: op een brommer in zo'n jurk. We rijden dwars door rivierbeddingen, struiken en los zand. Hier en daar zien we een kameel of een geit. Het is warm, erg warm.
We maken ons kamp bij rotsen en zien mooi de ondergaande zon. Het waswater is al erg bruin voordat we ons wassen. Het flessenwater is op. Die moest je betalen, terwijl het bronwater gratis is. Nu moet iedereen dus aan het bronwater, dat met pillen wordt gezuiverd. De meeste zijn er panisch van en durven het eigenlijk niet te drinken en drinken daarom voornamelijk gekookt theewater. Wij drinken het bronwater al vanaf het begin en hebben nergens last van.
Het ontbijt bestaat uit dagelijks vers gebakken brood met een stukje 'lachende koe', citroenjam, koffie, thee en chocolademelk. 's Middags krijgen we eerst pinda's of olijven met water dat dan lekker koel is. Een salade van maïs of bonen met tomaat en uit. Soms een rijst- of couscoussalade en vaak een bordje tonijn of sardientjes. En elke dag dezelfde mosterdsaus. Altijd vers fruit, meestal pomelo of meloen. 's Avonds eten we rijst, pasta of couscous met een prutje van oranje saus met wat wortels of erwten en soms geitenvlees. Het smaakt allemaal min of meer hetzelfde, alleen de couscous is niet erg in trek. Het brood is 's avonds nog warm van het bakken en daardoor erg lekker. Fruit uit blik, dat soms erg zacht is. Zowel 's middags als 's avonds krijgen we hele kleine kopjes touaregthee. 'Goudtand' is de theezetter en is daar lang mee bezig.Er gaat heel erg veel suiker in en de kopjes moeten een paar keer ingeschonken worden en dan weer teruggegoten worden in het potje. Daardoor is de thee erg lucht en soms wat bitter.