Marokko
30 maart t/m 20 april 2002
Het koninkrijk MAROKKO is ongeveer elf keer zo groot als Nederland en heeft ongeveer 30 miljoen inwoners. De hoofdstad is Rabat. De bevolking bestaat grotendeels uit Berbers en Arabieren en telt verschillende minderheden, waaronder de Haratin (afstammelingen van negerslaven), Toearegs, Fransen, Spanjaarden en nog ongeveer 20.000 in Marokko gebleven joden. In de Atlas vind je veel schilderachtige berberdorpen. De grote steden werden door de Arabieren ten tijde van de islamitische veroveringen in de zevende eeuw na Christus gesticht, en zijn sindsdien vooral de woonplaats voor Arabische Marokkanen. Hoewel er sinds de onafhankelijkheid officieel alleen nog Marokkanen bestaan en het onderwijs in berbertalen verboden is, houden veel Berbers nog vast aan hun traditionele klederdrachten en tradities. Ook vinden er naast de islam, de officiële godsdienst, nog allerlei onorthodoxe gebruiken plaats, waaronder de bedevaarten naar de heilige maraboets (kluizenaars of wonderdoeners), die voor wonderbaarlijke genezingen zorgen.
Zaterdag 30 maartNaar Meknès
We moeten vroeg op: om 3:20 uur loopt de wekker af. We lopen naar het station en schrikken: overal staan de klokken op 5:00 uur en wij denken dat het 4:00 uur is. Wie heeft zich vergist met de zomertijd? Uiteindelijk blijkt dat de NS te zijn. Er staat ook geen trein op het perron, maar gelukkig wordt er even later wat omgeroepen en gaat alles goed. We vertrekken alleen tien minuten te laat, zodat we ook tien minuten te laat op Schiphol aankomen. De groep (zeventien personen) is al aan het inchecken en wij sluiten aan. We gaan met Baobab drie weken naar Marokko.
De vlucht gaat via Frankfurt en verloopt voorspoedig. Om 13:30 uur plaatselijke tijd landen we in Casablanca (een uur vroeger dan bij ons; morgen wordt dat twee uur vanwege de zomertijd). We wisselen meteen geld: een makkelijke koers: 100 dirham = 10 euro.
We reizen met een mooi klein busje. Alle bagage gaat onderin wat veel tijd scheelt, het wordt (bijna) niet nat en er zitten geen wielkasten binnen in de bus. We rijden meteen door naar Meknès, zo'n kleine tweehonderd kilometer verderop. In de buurt van Rabat drinken we een cola (5 dirham) en kopen we water. Er is veel te zien onderweg: veel bloeiende bloemen, hele velden zijn gekleurd en het is veel groener dan verwacht. Eerst is het vlak, later wordt het wat heuvelachtig. Het weer is lekker: zonnetje en een graad of tweeëntwintig.
Om 19:30 uur komen we in het hotel aan en iedereen is een beetje opgebrand. Het is dan ook een lange dag geweest. Je doet eigenlijk wel niks, maar toch vreet het aan je. We frissen ons wat op en gaan dan met de hele groep ergens wat eten. Bijna iedereen neemt een tajine: een stoofpotje op een plat bord met een soort puntige cloche erop. Er zijn verschillende soorten: rundvlees met pruimen, kip met amandelen, gehakt met ei, groenten. We nemen er een biertje bij. Met recht biertje: zulke kleine flesjes hebben we nog nooit ergens gezien: er zit maar 24 cl. in en het kost wel 20 dirham (2 €). Voor hier een kapitaal. Daarna gaan we naar bed.
Zondag 31 maartMeknès
We slapen goed en horen de muzelman 's nachts niet eens.
's Morgens ontbijten we in het hotel, terwijl Latif, onze Marokkaanse reisleider, ons van alles vertelt. Daarna rijden we in grote taxi's naar de oude stad. Er zijn grote en kleine taxi's: de kleine zijn voor je alleen en vertrekken meteen, de grote zijn voor zes personen en vertrekken als ze vol zijn. Ons hotel staat in de nieuwe stad, die in 1912 door de Fransen is gesticht. De oude stad ontstond in de tiende eeuw en de bloeitijd begon met de machtsovername van de alawiet Moulay Ismaïl (1672-1727). Zoals het een tiran betaamt, hield hij geen maat en liet alles op grote schaal bouwen. Voor de decoraties plunderde hij de Romeinse stad Volubilis en het saadische Badipaleis in Marrakech. Hij bouwde dertig paleizen, paviljoens, kazernes, waterbassins, paardenstallen en een reusachtige opslagplaats. Dit dubbele gebouw, 'Heri' en 'Dar el-Mai' heeft een afmeting van honderdtachtig bij negenenzestig meter en is twaalf meter hoog. Het voorste deel is bewaard gebleven en ondanks aardbevingen niet ingestort. Dat komt door het koepelplafond. Het achterste deel van de paarden met het platte plafond is wel ingestort.
We lopen richting de medina en zien onderweg veel vogels. Ze zitten in de gaten van stadsmuren. Ook zien we verschillende ooievaars op nesten zitten.We bezoeken het mausoleum van Moulay Ismaïl. In het voorportaal moeten we onze schoenen uittrekken en dan mogen we naar binnen. Het is prachtig gedecoreerd. Door de Bab Mansour lopen we de medina in. Dit bouwwerk werd pas 1732 door de zoon van Ismaïl voltooid. Hierachter ligt het centrale plein, Place el-Hedim, wat 'plein der verwoesting' betekent. Ismaïl liet er het puin storten van de huizen die voor zijn paleis plaats moesten maken. Nu zijn er aan de zijkant marktkraampjes en in het midden staan taxi's, auto's en paardenkoetsjes. Al dat blik is geen mooi gezicht en helemaal niet op zijn plaats. We slenteren door de smalle steegjes van de oude stad, waar alle ambachten bij elkaar zitten: schoenen (het barst er van de schoenen), kleding en huishoudelijke artikelen. De mensen zijn vriendelijk en niet opdringerig en de meeste spreken Frans. Toevallig komen we langs de medresse Bou Inania. We gaan naar binnen en bekijken het gebouw uit 1358. Het binnenhof heeft muren die geheel versierd zijn met tegeltjes, koranteksten en houten tableaus. Rondom de binnenplaats lagen vroeger de kamertjes van de studenten. Vanaf het dak zien we mooi de minaret van de grote moskee liggen. Deze is alleen toegankelijk voor moslims. Het uitzicht verder is niet geweldig. We slenteren verder en zien veel theehuizen, uitsluitend bevolkt door mannen. Buitenlandse vrouwen mogen er wel gaan zitten. Oudere vrouwen dragen een hoofddoek. Veel jongere niet meer. Een enkeling is zwaar gesluierd, niet in het zwart, maar in allerlei kleuren. Op het platteland dragen alle vrouwen een hoofddoek en zijn er veel gesluierd.Op een terrasje bestellen we een cola en laten alles op ons inwerken. Dan wandelen we weer verder en komen op de groente- en fruitafdeling. Overal bakken met hoog opgestapelde torens van kruiden en olijven. Het verbaast ons dat de stapels overeind blijven als er wat van afgeschept wordt. Het is een mooi en kleurrijk gezicht. Men verkoopt ook allerlei zoetwaren en koekjes. Even verderop slaat men verroeste ijzeren staven met de hand weer recht en die worden weer opnieuw gebruikt. Het wordt langzamerhand siëstatijd: men legt een zeiltje over z'n handel en dan is de tent dicht. We komen regelmatig groepsleden tegen. De weinige toeristen die er verder zijn, zijn vooral Fransen, die, zo lijkt het, alleen alle voormalige kolonies afgaan. Zij spreken immers alleen maar Frans en kunnen vaak niets anders. Het is wel opvallend.
Gelukkig is het niet zo warm: zo'n 22º en later op de middag wordt het, net als gisteren, weer wat bewolkt. Tegen vieren gaan we terug naar het hotel met hele vermoeide voeten, gaan op bed liggen en vallen prompt in slaap.
's Avonds gaan we met z'n tweeën ergens eten. Vlakbij het hotel vinden we een klein restaurantje, La Montana, waar ze naast Europees ook Marokkaans eten hebben. We bestellen groentesoep vooraf en tajines als hoofdgerecht. De groente in de soep is vermalen en in de tajines kapotgekookt. Verder zit er rundvlees, aardappels en erwten in. Het smaakt lekker. We nemen eerst een biertje van 24 cl, Speciale Flag, die iets goedkoper is dan die van gisteren (14 drh) en later een Stark van 33 cl, ook voor 14 drh. Ze smaken allebei goed. Er is natuurlijk ook overal Heineken en Amstel.
Maandag 1 aprilNaar Moulay Idriss, Volubilis, Chefchaouen
Het regent en het zal de hele dag niet droog worden.
We rijden eerst naar Moulay Idriss. Deze plaats is in het verleden tot heilige stad verklaard en was lange tijd verboden voor niet-moslims. Het is de heiligste plaats van Marokko. Zij die zich geen pelgrimstocht naar Mekka kunnen veroorloven, komen hier naar toe, waardoor het ook wel het 'Mekka der armen' wordt genoemd.
We wandelen door de smalle straatjes en over de vele trappen. Van een hooggelegen terras hebben we een mooi uitzicht over de stad die op twee heuvels is gebouwd. We zien een ronde minaret uit 1939. Een deel van het stadje waar o.a. de moskee staat, mogen we niet in. Een bakker is hier nog echt een bakker: iedere familie maakt zijn eigen deeg, maakt daar een bepaald motiefje op ter herkenning en brengt dat naar de bakker die het brood bakt. Een paar uur later wordt het weer opgehaald. Over de markt lopen we terug naar de bus.Vervolgens rijden we naar het vijf kilometer verderop gelegen Volubilis, vroeger een oude Romeinse stad waarvan de bloeitijd tussen 42 en 285 na Chr. lag. Ooit hebben er 25.000 mensen gewoond. We krijgen een rondleiding van een goed Engels sprekende gids. Sommige gebouwen zijn deels (verkeerd) gerestaureerd, zodat je enig idee krijgt hoe het er vroeger uitgezien moet hebben. Het mooiste zijn de mozaïeken die echter gewoon in de buitenlucht (en in de volle zon) liggen. Sommige zijn overgebracht naar musea. Alles is ingestort bij de grote aardbeving in 1755. Moulay Ismaïl gebruikte de stad als steengroeve voor zijn verbouwing van Meknès. Er staan bouwwerken als de basiliek, capitool, grote woonhuizen en een triomfboog. Op de steles nestelen ooievaars.
We lunchen met een sandwich met ei en kaas en drinken zoete muntthee. Het regent nog steeds en iedereen is in plastic gehuld.
's Middags rijden we naar Chefchaouen in het Rifgebergte. Als we in Quezzane vers sinaasappelsap drinken in een theehuis vol met mannen, gaat het echt stortregenen. Dan hebben we het 's morgens nog getroffen. We zitten nu in het gebied van de sinaasappelbomen die momenteel zowel de bloesem als de vruchten dragen. Er staan ook veel olijfbomen. De Romeinen exploiteerden die al: in Volubilis zijn maar liefst zesenvijftig olijfpersen gevonden.
Men spreekt in deze buurt meer Spaans dan Frans. 's Avonds dwalen we eerst door de smalle straatjes op zoek naar een restaurantje. We lopen een aantal trappen op en zien langs de kant allemaal kleine winkeltjes. Het lijkt erg toeristisch. We wandelen wat rond en komen uiteindelijk bij Alladin terecht. We moeten een hele smalle trap op en boven is een kleine restaurant met maar zes tafels. In Marokko hebben ze vaak lage tafels met krukken of banken van gewone hoogte, zodat je ongemakkelijk naar voren gebogen zit te eten. We eten weer Marokkaans en we drinken cola bij gebrek aan alcohol. Bij elkaar zijn we maar 80 dirham kwijt.
Het regent nog steeds.
Dinsdag 2 aprilChefchaouen
Het is droog, maar daar is het dan ook mee gezegd. We ontbijten eerst in het hotel: heel uitgebreid met verschillende soorten brood, jam, kaas, (pannen)koekjes, jus, koffie en thee. In Marokko hebben ze erg lekker brood, dat duidelijk afkomstig is uit Frankrijk.
We gaan vandaag wandelen over de heuvels van het stadje. We lopen eerst het dorp in om boodschappen te doen voor de lunch. We zien nu pas dat veel huizen blauw zijn. Allerlei kleuren blauw worden gebruikt, wat een mooi gezicht is. Voor de wandeling hebben we speciale toestemming nodig en veel dorpen zijn gesloten voor toeristen. Het is streng verboden om de hashplanten te fotograferen. Zoals het ook verboden is om deze te verbouwen. De kleine lapjes grond van de mensen leveren echter niet genoeg op als ze beplant worden met graan o.i.d. En met hash wel. Dus het wordt oogluikend toegestaan. Net als kinderen die verplicht naar school moeten en niet gaan. Ook daar wordt niets tegen gedaan.
Het is een lekkere temperatuur om te wandelen: droog en geen zon. Het eerste stuk (twee uur) gaat alleen maar omhoog. Het pad bestaat grotendeels uit stenen en steentjes. Soms zitten er erg modderige stukken tussen. We zien veel kinderen die kuddes geiten houden. Bij een dorpje gaan we in het 'café' thee en koffie drinken. Het zit er vol met (jonge) mannen die niets anders te doen hebben dan kaart en biljart te spelen. Velen dragen een lange jas met puntmuts. Die mutsen hebben ze op waardoor ze er uit zien als kabouters. Een stukje voorbij het dorp picknicken we langs de kant van de weg met brood, kaas (la vache qui rit (waar kennen we dat toch van)), tonijn in tomatensaus, yoghurt en een grote sinaasappel. Het smaakt uitstekend.
Het begint nu echt te regenen, maar het pad is breed en redelijk hard en we hebben er niet echt last van. Leuk is het echter niet en het uitzicht is meteen ook een stuk minder. Goed 15:00 uur zijn we weer terug in het hotel.
Tegen vieren gaan we nog even het dorp in. Gelukkig is het nu wel zo goed als droog. Het ziet er erg mooi en heel apart uit. 's Avonds eten we in een tentje met alweer lage tafeltjes. We bestellen couscous en 'vlees a la plancha'. Vooraf krijgen we een schaaltje olijven (groene uit noorden, bruine uit de bergen en zwarte uit het zuiden) en, zoals gewoonlijk, een berg brood, dat men hier overal bij eet. Na afloop krijgen we thee. Ze schenken vaak 'lange thee', zodat er veel lucht bij komt wat de smaak ten goede komt. We zijn 70 drh met z'n tweeën kwijt (€ 7).