Woensdag 20 februari Serengeti, naar Ngorongoro – 194 km
's Nachts horen we de hyena's huilen. Sommige zijn niet echt ver weg. Gamedrive op weg naar het Ngorongoro N.P.: een hollende hyena die een paar kilometer voor onze truck uit blijft hollen. Op het laatste is hij helemaal bekaf. Drie jakhalzen, een genetkat (alweer), dus zo zeldzaam zijn ze niet. Twee parende leeuwen langs de kant van de weg, traps, olifanten. In het oosten van de Serengeti zijn duizenden en nog eens duizenden zebra's aan het migreren. Een leeuw zit ze van een afstandje te bekijken (lekker hapje), maar de zebra's zijn alert; ze grazen niet meer en houden de leeuw angstvallig in de gaten. Het landschap bestaat hier uit groene grasvlaktes met een enkele boom. Bij de grens tussen de Serengeti en de Ngorongoro hebben we weids uitzicht over de savannes. We staan op een rotsheuveltje en zien zover we kunnen kijken duizenden en duizenden zwarte stipjes die allemaal dieren zijn. Veel zebra's, gnoes, gazelles. In de Ngorongoro zitten vooral de gnoes die bezig zijn met de grote trek. We zien er vele met kleintjes, we zien ze geboren worden, we zien de mannetjes vechten. Een prachtig gezicht. Overal om ons heen kun je tot de horizon kijken en overal stikt het van de dieren. Een grote groep van zo'n dertig struisvogels blijft bij elkaar. Ook zitten er secretarisvogels, gieren, Marshall adelaars, ooievaars, maraboes, impala's en een paar giraffen. Ongelofelijk, zoals Juan zou zeggen. Dit duurt een paar kilometer en dan wordt het aantal dieren steeds minder. Op de rand van de Ngorongoro-krater stappen we over in twee jeeps, want met de truck mag je de krater niet in. We dalen van 2300 meter naar 1700 meter. Veel dieren die daar leven, blijven daar. Sommige, zoals giraffen, zul je er niet aantreffen, want het toegangspad is voor hen te steil. Er zitten wel veel gnoes, met hele kleintjes, hopen zwarte en witte ooievaars, maraboes, buffels, een zwarte neushoorn (witte zitten hier niet), nijlpaarden met kleintjes en duizenden flamingo's die het hele meer roze kleuren. Een prachtig gezicht. Zes jonge mannetjesleeuwen verenigen zich en gaan een groep buffels zitten beloeren. Daar blijft het bij; de aanval zien we niet al blijven we er een hele tijd bij kijken. Ze zijn nog jong; sommige hebben al wat manen op hun kop, maar een volle bos is het nog niet. Misschien wachten ze op droog weer, want het giet ondertussen. De camping ligt op de kraterrand op 2300 meter en is erg groot. Bij de watertanks komen elke avond olifanten drinken. Dit keer is het er maar eentje, maar dat is dan wel meteen een hele grote bul met grote slagtanden. Hij vindt het te druk met kijkende mensen en loopt geïrriteerd weg.
Donderdag 21 februari Lake Eyasi, naar Snake Park – 250 km
Op deze hoogte is het 's nachts koud, maar daar slaapt je lekker bij. Het regent ook nog wat. Als we wakker worden, zien we een prachtige zonsopkomst. De weg op de camping is door de regen erg drassig geworden en het lukt Juan slechts met de nodige moeite om de truck naar buiten te rijden. Na anderhalf uur rijden we eindelijk weer eens op asfalt, maar dat duurt niet lang. Met twee jeeps gaan we naar Lake Eyasi om daar een paar stammen te bezoeken. De eerste zijn de Hadzabe, de Bosjesmannen. Deze groep leeft zeer eenvoudig en heeft geen vaste verblijfplaats. Ze trekken rond tot ze een aardige plek vinden. Zij zijn de enigen die zomaar wilde dieren mogen vangen. Alleen van de grote vijf (olifant, luipaard, neushoorn, buffel en leeuw) mogen ze buffels vangen. De anderen niet. Alle andere mensen moeten eerst een vergunning aanvragen. Men is niet geïnteresseerd in andere kennis dan de kennis van de natuur. Niemand gaat naar school en ze leven van het land. Geld hebben ze bijna niet. Als er een groot dier, buffel of zebra, wordt gevangen, komt een van de jagers terug naar het dorp, waarna het hele dorp wordt opgebroken en iedereen naar de plek verhuisd, waar het dier gedood is. Daar wordt die verder geprepareerd. Ze leven in kleine groepen van een paar families en de hutjes stellen echt niks voor. Ze slapen op dierenhuiden onder een deken. De mannen houden zich bezig met het maken van pijlen met (giftige) punten en de vrouwen zorgen voor het eten, de huizen en de kinderen. Ze zijn allemaal erg aardig en dragen niet veel meer dan wat lappen en kralenkettingen. Zo'n groep mensen is alleen te vinden met een gids die de omgeving kent. In het volgende dorp wonen Datoga-mensen. Zij wonen in vaste huizen die er dan ook beter uit zien. De vrouwen dragen dierenhuiden met daarover heen hele ritsen kleine kralenkettingen. Ze hebben zelfs een 'fabriek', nl een primitieve smederij waar ze kranen en spijkers omsmelten tot speerpunten en armbanden. We bezoeken een schooltje in de buurt waar ongeveer 700 kinderen les krijgen van slechts negen leerkrachten. Die willen meestal niet in de bush werken, maar in de stad. Zodra ze echter afgestudeerd zijn, moeten ze verplicht een (paar) jaar in een klein dorp werken. Het is een lange dag geworden en we komen pas in het donker op de camping aan. We zetten snel de tenten op en er wordt vandaag voor ons gekookt. Bij de bar krijgen we een lekkere barbecue en daarna zitten we tot middernacht in de kroeg.
Vrijdag 22 februari Naar Arusha, Moshi en Marangu – 145 km
Eerst rijden we naar Arusha waar boodschappen gedaan moeten worden. Bij een grote supermarkt wordt de truck geparkeerd en we hebben ruim tijd om te winkelen. Dat willen wij echter niet en we gaan internetten. Daarna drinken we, voor het eerst deze vakantie, echte koffie. We nemen allebei twee dubbele espresso's. Lekker. De klokkentoren midden in de stad staat precies halverwege Cairo en Kaapstad. In Moshi hebben we ook ruim de tijd en na het eten lopen we over de markt. Daarna rijden we door naar Marangu dat aan de voet van de Kilimanjaro ligt. Helaas ligt de berg in de wolken en zien we hem niet. De camping heeft een mooi grasveld en een ruime bar waar we al onze spullen weer eens kunnen opladen. Zo'n grote verdeelstekker komt dan erg goed van pas.
Zaterdag 23 februari Marangu
Een luie dag vandaag. Zodra we opstaan, lopen we een stuk de camping op, want de Kilimanjaro laat zich zien. Hij is helemaal helder en we zien de sneeuw op de top liggen. De rest van de groep gaat een wandeling maken en wij blijven op de camping om de was te doen, het verslag bij te werken, te manicuren, te lezen en te luieren. Lekker rustig, zo zonder groep. De rest van de dag doen we niet veel.
Zondag 24 februari Marangu
Wij gaan vandaag de plantagewandeling doen. Met z'n vijven hebben we een gids, die ons naar kleine dorpjes brengt. Er worden voornamelijk bananen (vier soorten: bak, bier, kleine zoete en rode), koffie, mango's en avocado's verbouwd. We lopen het erf van huizen op en bij eentje gaan we binnen kijken. Aan de ene kant is de woonruimte met een keukentje en een bed; aan de andere kant staat de koe binnen. Dat stamt nog uit de tijd, dat de Masai dachten, dat alle vee van hen was en ze alles stalen wat buiten stond. Kinderen volgen ons en iedereen zegt ons vrolijk gedag. We nemen een kijkje in een kerk waar een dienst bezig is. Buiten wachten mensen, die te laat zijn, tot er een moment komt, dat ze naar binnen mogen. Het is erg warm en het grootste deel lopen we pal in de zon. 's Middags luieren we weer.
Maandag 25 februari Naar Dar er Salaam – 585 km
Vandaag een lange rijdag naar Dar es Salaam. We vertrekken om 6:00 uur in het donker en komen 585 kilometer verder om 20:30 uur ook in het donker aan. Het laatste stuk in Dar es Salaam duurt relatief het langste. Het is er erg druk en op vier plaatsen staat een grote kapotte truck half op de weg. Iedereen moet dan van twee naar een rijbaan, wat natuurlijk niet opschiet en iedereen probeert voor te kruipen. Maar wij zijn groot en gaan zelf voor. De camping ligt ten zuiden van Dar aan het strand. We zetten snel de tenten op en gaan naar het restaurant. Het is ondertussen 21:05 uur en de keuken is vijf minuten geleden gesloten. We krijgen het voor elkaar, dat iedereen nog een snack mag bestellen. Ze hebben allerlei soorten koud bier, maar wij houden het bij Kilimanjaro.
Dinsdag 26 februari Dar er Salaam
De zee ligt een paar passen van de tent af, is groen en vrij warm. Je koelt er niet echt van af. Pas als je er uit komt, voelt het wat frisser door het windje dat er staat. We lopen naar het dorpje, een kwartier onder de brandende zon, om nog wat geld te pinnen. We vinden een ATM en als we binnen zijn, verschijnt er buiten ineens bewaking. Waar die man ineens vandaag komt, is ons een raadsel. Dit is onze laatste dag met de groep, want morgen vliegen we naar Mafia, een eiland voor de kust. We willen nog een hotelletje voor vanavond regelen. De camping ligt nl aan een baai, die je moet oversteken om in de stad te komen. 's Morgens willen daar in de spits grote files staan en daar willen wij niet in komen. Reisleidster Els had ons een hotelletje dicht bij het vliegveld aangeraden, maar de eigenaar van de camping raadt die ten stelligste af. Te louche. Dus zoeken we een ander en laten de receptionist dat voor ons regelen. Net als de taxi daar naar toe. Tegen vieren nemen we afscheid van iedereen en rijden met de taxi naar het hotel. Met de oversteek met de pont zijn we daar een ruim uur mee kwijt. Morgenvroeg zou het ongetwijfeld veel langer hebben geduurd. We zitten in Riki Hotel in de stad, richting vliegveld. We bestellen meteen een taxi voor morgenochtend. Daarna zoeken we de bar op, waar ze gelukkig koud bier hebben. Het is er niet erg gezellig, maar er is wel overal airco. En dat voor US$ 54 per kamer. Je kunt hier overal net zo makkelijk met dollars betalen als met shillingen. En in de grote plaatsen ook met euro's. Wel gemakkelijk.