Zondag 2 februariNaar Arba Minch

Na het ontbijt met 'scrambled eggs' gaan we op weg naar Arba Minch. Een reisdag van zo'n tien uur, inclusief stops. Na een uur gaat het al fout: de hele bak met stoeltjes dondert op straat. Alles wat er tot nu toe af viel, werd in het gangpad gegooid, dus nu ook. Misschien dat de stoeltjes op deze manier minder snel slijten, want we zakken er wel heel vaak door heen. Ze worden dan weer vakkundig gemaakt door Peter en Paul. Ook de koelkast begeeft het even laten, zodat we de rest van de dag lauwe cola drinken.
Het zal een warme dag worden. Het begint frisjes (wel alleen met een trui), maar gaandeweg wordt het warmer. Heet zelfs. We meten 's middags 34° in de truck (in de schaduw dus). Wij hebben de warmste plaatsen: voorin, net achter de ramen (die niet open kunnen), uit de wind en op het laatst schijnt de zon door de ramen. We blijven zo stil mogelijk zitten.
Jongetje, EthiopiëTussen de middag lunchen we vlak bij wat huizen; het hele dorp loopt uit. Net aapjes: wie bekijkt wie.
De weg naar het zuiden wordt steeds slechter. Volgens de Ethiopiërs houdt Ethiopië bij Arba Minch zo'n beetje op: daar in het zuiden wonen alleen maar wilden. Het is economisch ook totaal niet interessant, zodat er heel weinig verkeer is (geen goederentransporten). De wegen zijn daar dan ook naar. Ze zijn wel bezig de weg naar Arba Minch te verbeteren, maar ze zijn nog lang niet klaar. Daardoor rijden we over erg stoffige wegen. Soms zien we helemaal niets meer.
In een dorpje stoppen we en wandelen we over de enige weg. Ook hier loopt de hele bevolking uit en roept ons toe. Het is erg grappig. Het is een aardig dorpje midden tussen de bananenbomen, papayabomen en katoenstruiken.
In Arba Minch staan we weer bij een hotel. We zetten snel de tent op, spoelen onder de pomp het stof van ons hoofd en armen en we zijn klaar voor een koud biertje. We gaan naar het terras, waar we een schitterend uitzicht hebben over de meren Chamo en Abaya. Die liggen een heel stuk lager en omringd door een bos. Het ligt er prachtig. We blijven er zitten tot er geroepen wordt, dat het eten klaar is. We eten gekookte aardappelen, kool, vlees en kerriesaus. Soepje vooraf en fruit en koffie/thee toe. Het smaakt voortreffelijk.
Als we klaar zijn, gaan we meteen naar bed. Het is al tien uur en we moeten morgen, net als vandaag om 6:00 uur op. Het blijft best vermoeiend. Je doet de hele dag niet zo veel, maar je hotst uren in de truck en dit kost veel energie.
En aan het warme weer zijn we ook niet echt gewend.

Maandag 3 februariNaar Konso

Weer een warme dag; de hele dag zitten we in een T-shirt achter in de truck. We zouden in twee dagen naar Turmi gaan, maar het plan wijzigt.
Tegen twaalven komen we in Konso aan en we kunnen daar overnachten bij een missiepost. Konso is een koninkrijk. De koning woont alleen in de bergen zonder vrouw en kinderen. Bezoek is toegestaan. Zijn zoon is vorig jaar getrouwd (hij kreeg een vrouw toegewezen), is moderner, woont in Arba Minch en heeft een gewone baan.
We gaan eerst naar de markt, waar we veel bekijks hebben. Je moet daar als toerist (we waren de enige) 30 birr toegang betalen (ƒ 7,50 p.p.). De meeste mensen willen niet op de foto. Overzichtsfoto's zijn meestal geen probleem. Als je het toestel maar een beetje richt, dan duiken ze al weg. Dan is de telelens toch wel een uitkomst. Wel gaan er constant kinderen voor je lens staan, maar daar vinden we ook wat op. Je ziet iemand die je wilt fotograferen. Je richt je lens de andere kant op; de kinderen gaan daar naar toe en dan draai je weer vlug om om een foto te maken. Zo snel zijn die kinderen niet.
Markt in Konso, EthiopiëDe mensen zien er mooi uit. De vrouwen dragen dubbele rokken. De bovenste vrij kort, zodat bij het lopen de heupen erg wiegen. Een grappig gezicht. De mannen hebben rare hoedjes op. Het is er erg bedrijvig. De vrouwen staan in groepjes bij elkaar om een handeltje heen. Veel gekwek en gebaren. Leuk om te zien. De kinderen zijn aardig vervelend. Ze staan constant in de weg en bedelen de godganse dag. Dat wordt je wel beu.
Na de lunch rusten we even een uurtje. Daarna lopen we naar een dorpje in de buurt: Begota. Het is er stil: alle mannen en vrouwen zijn naar de markt. De kinderen en een paar oude mensen zijn achter gebleven. Het is een aardig dorpje met mooie hutjes. Er staan omgekeerde potten op het dak tegen het inregenen. We kijken daar een poosje en gaan, via de rotonde (éénendriekwart rond) naar de plaatselijke kroeg en drinken een colaatje. Het bier, en de cola ook, is lauw. Zoals gewoonlijk.
Daarna lopen we nog even over een andere markt, waar groente, hout e.d. te koop is. Achteraan is nog een deel en aan de gieren te zien die erboven rond vliegen, zou het de slachtafdeling kunnen zijn. En dat is het ook. Het vlees dat wij 's avonds zullen eten, is daar 's middags geslacht.
Om 18:00 uur zijn we terug en in de schaduw drinken we rum/whisky met cola. Het bier zal pas twee uur later koud zijn en we mogen niet eerder in de koelkast. Wij doen er een zakje pinda's bij en er zijn inlandse nootjes (die eruit zien als gefrituurde wormpjes).

Dinsdag 4 februariNaar Turmi, Hamar

Het wordt 's nachts niet kouder dan 19,6° in de tent.
Vandaag gaan we toch naar Turmi. De weg is echter wat slechter dan verwacht, zodat we er niet zeven à acht uur over doen, maar negenenhalf uur. We vertrekken om 7:45 uur en de reis gaat verder voorspoedig. We verliezen geen onderdelen. 's Morgens is het een beetje fris, maar al gauw wordt het warm. Heet zelfs. We rijden naar beneden de Grote Slenk in en daar is het toch zo'n 38° in de schaduw.
Langzamerhand komen we in het gebied van de Hamar, een van de kleurrijkste stammen van Ethiopië.
In Hamar heeft men voor de mannen een zevenjarensysteem. De eerste zeven jaar ben je niets, daarna jongen (7-14). Vervolgens leef je afgezonderd met een groep anderen, even oude (14-21), en dan leer je hoe een man te worden (jagen, vee stelen e.d.). De man moet zich bewijzen. Door het stelen van vee van naburige stammen krijg je oorlog. Van 21-28 ben je man van het dorp en heb je het voor het zeggen. Daarna volgt een soort pensioen.
Na 21 kunnen ze trouwen. De ouders bepalen dat; evenals de bruidsschat (koeien, geiten, schapen). Dit is namelijk een nomadenvolk en dan is het wel handig, dat hun bezittingen zelf lopen. De vrouw is werkkracht en daar moet voor betaald worden. De mannen en vrouwen wonen apart. Er is amper communicatie tussen hen. Wel weten ze precies wat hun rechten en plichten zijn. De man kan enige invloed bij zijn vader aanwenden aangaande zijn vrouw. De vrouw heeft niets te vertellen. Er komt een bruiloft met wedstrijden zoals bijv. koespringen. De vrouw wordt geslagen en goed ook. Een vrouw met veel littekens is een goede vrouw! (Zeggen de mannen.)
1 koe kost 500 birr. 1 kalasnikoff kost 5 koeien (= ƒ 625)
Hamar, EthiopiëOnderweg zien we al vrouwen lopen. Ze dragen een vel om hun middel en verder alleen kettingen, kralen en armbanden. Ze zien er schitterend uit. Sommige hebben prachtige haarkuiven. Ze smeren er oker en vet in. Als ze getrouwd zijn en een kind hebben, dragen ze een dikke band om hun nek met een fallussymbool.
We rijden een klein dorpje in waar nooit toeristen komen. Er staan een paar vrouwen. Erik en Jonas gaan onderhandelen over de prijs van het fotograferen. Dat kost niet zoveel moeite en zo kunnen we wat mooie foto's maken.
In Turmi komen we tegen vijven aan. De markt is ondertussen afgelopen, maar er lopen nog steeds mooie vrouwen rond. Hier moet je wel overal voor betalen: we zien het maar als de meest directe vorm van ontwikkelingshulp. We betalen 1 birr (ƒ 0,25) voor een foto en 1 of 2 birr voor het video-en.
Sommige mannen hebben kleikapjes in het haar. Een heel vreemd gezicht. Ze worden alleen door getrouwde mannen gedragen. Omdat die gedroogde klei makkelijk breekt, slapen ze op speciale hoofdbankjes. Ze zijn bovendien erg ijdel en kijken vaak in een spiegeltje.
We lopen achter de huizen langs waar het erg rustig is. Wel weer mooie vrouwen. Ze spreken niet echt Engels, zodat het moeilijk converseren is. Uiteindelijk komen we er altijd uit. In de hele streek zijn geen andere toeristen te bekennen. Die komen hier nauwelijks. Er zijn ook geen hotels, zodat kamperen de enige mogelijkheid is. Wij kamperen aan de (droge) rivier. Daar is echter een pomp; de enige in de omgeving en dus ook voor de lokale bevolking. Ze zetten snel de tenten op en zoeken die pomp op. Het is heerlijk water; niet te koud en als je flink pompt, heb je een goede straal. Op Pieter na, zijn wij de enige die helemaal bloot gaan. Zal ons een worst zijn of de plaatselijke bevolking (en de rest van de groep) staat te kijken. Je frist er heerlijk van op.
's Avonds zitten we tot 22:30 uur gezellig te kletsen en drinken we lauw bier.

Woensdag 5 februariNaar Key Afar

's Nachts komt de temperatuur niet onder de 23°. Wij vinden het niet eens zo warm en slapen in onze slaapzakken met alle ramen gesloten. Op ons kampterrein aan de rand van de droge rivier is het bij de pomp al snel een komen en gaan van de plaatselijke bevolking die water komt halen. Zodra je echter een fototoestel richt, duiken ze weg of willen ze geld. Er zit wel een man met een verschrikkelijke mooie haarkuif (een soort Kuifje in Afrika), die we op de foto willen hebben. We betalen hem 2 birr (ƒ 0,50).
's Morgens kijken we eerst nog even in Turmi rond, maar eigenlijk is er niet veel te beleven. De mensen hebben we wel gezien.
Daarna vertrekken we naar Key Afar. Onderweg zien we regelmatig mooie mensen lopen met kunstig opgemaakte haren. Veel veehoeders zijn naakte jongetjes met alleen wat kralenkettingen.
In Dimeka gaan we de plaatselijke kroeg in. Zo'n café ziet er volgt uit: een ronde hut met rieten dak, plastic zakken tegen het dak. Langs de rand een lemen bank met daarop geitenvellen. Een kaal barretje. Verder niets. Er is zelfs coca-cola. Al de drank in die dorpjes wordt 'gekoeld' in een teiltje met lauw water. Elektriciteit is er bijna nooit.
De weg is erg slecht; sommige stukken gaan echt heel langzaam. Vooral de vele (droge) rivierbeddingen die we door moeten, houden erg op. Onderweg zien we mooie colobus-apen. Zwartwit met lange staarten.
Goed 16:00 uur komen we in Key Afar aan. Daar kopen we eerst alle frisdrank en bier op (de bevolking drinkt dat toch niet; te duur). Het wordt in plastic tasjes door verschillende mensen gebracht. Grappig. Wel weer lauw, want ook dit dorp heeft geen elektriciteit.
Ons tentenkamp is aan de rand van het dorp en alle kinderen komen achter ons aan. We hebben wat moeite om ze enigszins buiten de tentenkring te houden. We trekken strepen in het zand, waar zij achter moeten blijven. Wat redelijk lukt.
We eten rijst met kool en een vleessausje. Erg lekker. De soep vooraf is eigenlijk niet te eten. Hij is vreselijk heet, terwijl Jonas toch de gebruiksaanwijzing op de verpakking aangehouden heeft. Het fruittoetje is altijd lekker.
Het eten begint langzamerhand op te raken. Niet dat we honger lijden, maar er zijn geen verse groente en fruit meer. Misschien kan er morgen op de markt wat gekocht worden. Ook de koffie is op de bon; evenals het water (niet om te drinken).
Een paar van de groep gaat naar het dorp om een pilsje te drinken. Ze zijn erg snel terug. Het hele dorp is donker. Er branden slecht twee lichtjes: een van een winkeltje en een van de kroeg. Die is echter leeg, zodat ze een drankje nemen en dan weer terug komen.