Benin

27 december 2017 t/m 13 januari 2018

BENIN ligt in het westen van Afrika en grenst aan Togo, Nigeria, Niger, Burkina Faso en de Baai van Benin.
Het land staat bekend als de bakermat van de voodoocultuur, ook wel fetisjisme genoemd. Dit is een Afrikaanse godsdienst, die geen toevalligheden of ongelukjes kent. Men gelooft, dat gebeurtenissen niet zomaar plaatsvinden. Alles heeft een reden is beïnvloedbaar. De voodoocultuur is hier nog springlevend.

Egoungoun-dans Benin

RouteBenin

VOODOO
De voodooreligie: een van oorsprong West-Afrikaanse godsdienst, die geen ‘toevalligheden’ of ‘ongelukjes’ kent. In het Afrikaanse Togo en Benin is de voodoocultuur nog steeds enorm groot. Hier geloven ze niet dat gebeurtenissen ‘zomaar’ plaatsvinden. Alles heeft een reden en alles is beïnvloedbaar.
Benin staat ook wel bekend als de bakermat van de voodoocultuur. Je vindt hier bijzondere voodoorituelen die stuk voor stuk in geheime talen, speciale dansen en ongewone diëten worden uitgedrukt.
Aan de hand van deze geheime talen, dansen en diëten worden de alledaagse problemen opgelost. Tijdens een ceremonie komen naast de uiteenlopende dansen ook veel objecten met symbolische betekenissen voor. Denk maar aan kaarsen, voedsel, amuletten, halskettingen en afbeeldingen van Katholieke heiligen.
Waar de voodoocultuur vandaag de dag nog het grootste is, is deze ook ontstaan; in West-Afrika. In de loop der eeuwen heeft deze godsdienst zich verspreid naar Zuid-Amerika en het Caribische gebied. Inmiddels is de ‘cultuur’ uitgegroeid tot een heuse wereldbeschouwing waarin het geloof in een schepper, bijgestaan door goden, voorouders en geesten, centraal staat. Met name het geloof in deze geesten speelt ook in de rituelen een grote rol; zo gelooft men dat de overleden voorouders zich tijdens de dansen onder de levenden bevinden.
Voodoo is afgeleid van het Franse ‘vous deux’, hier wil men mee zeggen: zie jezelf, kijk naar jezelf. In de voodooreligie gelooft men dat alles één groot geheel is van iets anders; dus de mensen, het universum en alles daarbinnen. Volgens de voodooreligie zijn we slechts kleine deeltjes. Wat jij bij een ander doet, doe je indirect dus ook bij jezelf. Hoewel dit principe voor buitenstaanders vaak behoorlijk zweverig klinkt, is dit voor de mensen die in voodoo geloven klare taal.

Met drie Groningse vrienden gaan we naar Benin met Papillon Reizen. We hebben een achtpersoons groepsreis geboekt en twee Nederlanders en een Duitser completeren de groep.

Woensdag 27 december Naar Cotonou
Vanwege het kerstdiner gisteren in Driehuis zijn we daar blijven slapen en vanochtend worden we door Rolf en Kimberley naar Schiphol gebracht. De rondreis begint eigenlijk morgen, maar dan vliegt er geen vliegtuig vanaf Amsterdam naar Benin. De Groningers vliegen vanuit Duitsland.
We vliegen om 12:30 uur eerst naar Parijs en dan anderhalf uur later naar Cotonou in Benin. ’s Avonds om 21:35 uur landen we daar. We zitten in het midden van het vliegtuig, stappen als laatsten de eerste bus in en zijn er dus als eerste uit, als eerste door de douane, ze controleren ons gele boekje op de verplichte gelekoorts-inenting, een briefje hoeven we niet in te vullen en wij zijn als eerste bij de bagageband waar onze rugzakken al liggen te wachten. Sneller kun je een land niet in komen.
We worden opgewacht door Sanny, onze chauffeur en gids deze vakantie, en naar het guesthouse gebracht. Het is nog druk op straat. Het is een simpel hotelletje, waar we een grote kamer krijgen en een enorme badkamer. Wel maar één handdoek, ook een grote, en een laken op bed waar we net met z’n tweeën onder kunnen als we stil op onze rug blijven liggen. De wifi werkt goed.
Er is geen tijdsverschil met Nederland. De temperatuur is lekker en het is droog. Een heel verschil met thuis waar het guur is en het regent.

Donderdag 28 december Cotonou
We ontbijten lekker buiten op het terras. Het is even wennen aan de Franse taal, dat men een beetje verbasterd spreekt, Engels kent bijna niemand. Verder in het binnenland hoor je vooral plaatselijke talen. Onze chauffeur schijnt er twaalf te spreken.
Voordeel van de vroegere Franse kolonisatie is het lekkere knapperige stokbrood bij het ontbijt. We krijgen elke dag verse ananas. Lekker.
Sanny en Valentin, de Franse stagiair, komen ons halen om ergens geld te pinnen. We rijden dwars door de stad op zoek naar een automaat die onze passen accepteert. De meeste zijn alleen voor visa-kaarten bruikbaar. Het lukt en we pinnen 100.000 Franse cfa's, ongeveer € 150. We hebben dat alleen nodig voor een drankje en de fooien. De rest is inclusief.
Kleding mannen BeninKleding vrouwen BeninHet verkeer in de stad is chaotisch. Er rijden veel brommers, waarvan er veel taxi's zijn. De bestuurders dragen allemaal een helm, de passagiers allemaal niet. Men houdt zich wel aan de verkeerslichten, maar dat is wel zo’n beetje de enige regel waar ze zich wat van aantrekken. Soms moet je je wel ergens tussen wringen anders kom je nooit ergens. Veel brommers zijn helemaal volgeladen met mensen en/of handel. Verbazend wat men zo kan vervoeren. Zo kunnen bijvoorbeeld best zes mensen op één brommer, of een doodskist, of een ruit van twee bij één meter, of een bed. Rechts inhalen is gewoon. Er zijn ook veel lopende mensen met een handeltje.
De vrouwen dragen felgekleurde rokken en hoofdtooien, de mannen felgekleurde hemden met broeken in dezelfde stof. Het lijken in onze ogen pyjama's. De stoffen zijn Vlisco-achtig, maar we zien in de handeltjes alleen nep-stoffen, die er hetzelfde uitzien, maar ongetwijfeld van mindere kwaliteit zijn.
De mensen zijn lang. We zien veel dikke konten en gekleurde haren. Overal zijn kappers bezig om haarstrengen bij de vrouwen aan te brengen.
Vanochtend was het bewolkt en fris met 23°, maar de zon komt steeds meer door en al snel loopt het zweet met straaltjes van ons af.
's Middags gaan we in de buurt van het hotel een biertje drinken in een kroeg. Tapbier! Wel duur.
We ontmoeten de andere twee Nederlanders van onze groep en gaan gezamenlijk eten. 's Avonds komen de Groningers aan zonder bagage. Die van ons was er gelukkig wel al hadden we wel rekening gehouden, dat dat niet zo zou zijn. Daarom hadden we kleine verpakkingen van tandpasta, zeep, lotion en zonnebrand in de handbagage meegenomen. Die komen nu mooi van pas.

Vrijdag 29 december Naar Porto Novo
We zitten met z'n allen in een busje. Sanny en Valentin hebben hierin een eigen wifi hotspot geïnstalleerd. Zodra we ergens in de buurt van een mobiel telefoonnetwerk komen, hebben we wifi.
We rijden naar het westen van de stad. Het is er erg druk. Veel auto's, nog meer brommers waarvan de meeste meestal op een aparte rijstrook rijden, maar niet allemaal natuurlijk; het moet wel en beetje een chaos blijven. We zien ook een paar spookrijders, wat de minister en zijn gevolg blijken te zijn. Die hoeven zich natuurlijk helemaal nergens van aan te trekken.
Bij de stoplichten zien we grote walmen van de brommers opstijgen. Uiteraard ruik je het ook. Zodra het licht op groen springt, begint iedereen te toeteren. Ook veel schreeuwende mensen, wat de herrie nog erger maakt.
Boten BeninIn het Lac Nokoué liggen een heleboel houten kano’s die samen de drijvende markt vormen. Volle bootjes met mensen en allerlei waren. Ze hebben een lange stok om het bootje voort te bewegen. Maar het ligt er zo vol, dat ze zich voort trekken. Prachtig gezicht. Het is warm, maar niet zonnig. Een beetje vochtige warmte.
Wij stappen in een simpel houten overdekt bootje en varen tussen alle andere boten door. Een stukje verderop liggen de vissersbootjes. De vrouwen doen de handeltjes, de mannen vissen. Grote netten worden uitgegooid. We zien ze niet veel vangen hoewel men zegt, dat er veel vis zit. Kleine jongens hebben kleine netjes. Op sommige plaatsen staan takkenbossen in het water waar niet gevist wordt en de jonge vis kan opgroeien. We varen naar Ganvie, een palendorp in het meer. Al het vervoer vindt over het water plaats en de kinderen leren al jong om met boten om te gaan. Er zitten pied kingfishers, die erg groot zijn, en veel aalscholvers.
Volgens ons weet de schipper niet helemaal de weg, we varen op een groot meer, maar uiteindelijk komen we in Porto Novo, de hoofdstad van Benin. We worden opgewacht door Sanny, die in de tussentijd het busje heeft omgereden. Hij geeft de regie en de auto over aan Val en gaat zelf met een taxi terug naar het vliegveld om de achter gebleven koffers op te halen.
Wij bezoeken in de tussentijd het etnologisch museum en de plantentuin waar een paar groene meerkatten zitten. Niet bijster interessant. Onverwacht zien we een menigte mensen op straat. Er blijkt een voodoo-dans bezig. Uiteraard willen we gaan kijken. De plaatselijke gids vindt het veel te gevaarlijk en we moeten terug om onze dagrugzakken in de auto te leggen. Daarna blijft hij heel moeilijk doen en moeten we in een groepje achteraan blijven staan, waar we dus niets zien. Uiteraard wurmen wij ons toch naar voren en zien een persoon die helemaal in een masker is verdwenen. Hij danst en raakt in trance. Mooi gezicht, maar we vertrekken weer. Mooi, dat we het even gezien hebben.
Festival in Port Vila BeninWe gaan naar het hotel, dat op een groot afgesloten terrein ligt. Het hotel en restaurant maken deel uit van een leertraject voor mensen. Bij het restaurant bestellen we eerst het eten en rijden dan naar het hotel. De airco staat aan en is niet uit te zetten. We zien het straks wel.
Samen met Gerard lopen we alvast de tweehonderd meter naar het restaurant voor een lekker koud biertje. Voor een flesje van 600 cl. betalen we cfa 500, € 0,75. Voor dat geld lusten we er nog wel eentje.
Na het eten zijn de biertjes uitverkocht.
De airco in de kamer is ondertussen uit en het is er warm. De fan doet het gelukkig, maar wel op één stand.

Zaterdag 30 december Naar Dassa
We rijden vandaag naar het noorden, naar Dassa. Eerst bezoeken we in de stad nog het maskermuseum en een fabriek waar ze trommels maken. In een week tijd verandert een houtblok in een trommel. Helemaal met de hand natuurlijk.
We kijken onze ogen uit naar de markten die we passeren. Zo druk, zo rommelig, zo kleurrijk, zo levendig.
Het maskermuseum is mooi met prachtige maskers waarvan de meeste niet uit Benin komen, maar mooi zijn ze wel.
Het eerste stukje van de weg naar Dassa is onverhard en de weg is rood. Alle planten langs de kant dus ook. Daarna is het asfalt. Goed asfalt. Het is niet zo druk en we rijden aardig door. Er zijn minder dorpjes langs de kant, maar wel staan overal handeltjes, zoals flessen en jerrycans benzine. De dorpjes zijn vooral druk, omdat het morgen oudjaar is.
We zien een parkeerplaats vol met enorme vrachtwagens volgeladen met katoen. Een paar honderd zijn het er wel. De katoen wordt geëxporteerd.
Wagens met katoen en stalletjes met maniok BeninMen verkoopt vreemde dingen als baobabsap, knoflooksap, wortelzeep, komkommerzeep. Drankflessen worden hergebruikt door er nootjes in te doen.
Bij de lunch kunnen we kiezen uit kip met rijst of iets lokaals. We gaan voor dat laatste en we krijgen een bol van maïs met een spinazieprutje. Dat maïsding smaakt naar niks, de spinazie is lekker. Het water en de cola bij het eten kost € 3. Met z’n negenen wel te verstaan.
Dan is het nog een uur rijden naar Dassa.
Soms zit de weg vol gaten, soms staat een grote vrachtwagen met pech midden op de weg. Er wordt geslalomd, links en rechts ingehaald. Geen wonder, dat we af en toe wrakken langs de kant van de weg zien staan.
Elk dorp heeft zijn eigen producten. Soms hebben ze allemaal cassave en maniok, soms sinaasappels.
Dassa is een groot dorp. We zitten in een auberge dicht bij een plein met cafeetjes. Er wordt verteld, dat je beter daar kunt gaan drinken, want het hotel is veel te duur. In het hotel bestellen we wel wat te drinken bij het eten; de frisdrank is duurder dan het bier.
Veel mensen hebben tatoeages in het gezicht. Elke stam heeft zijn eigen patroon, zodat iedereen van iedereen kan zien waar ze toe behoren. Bij de kinderen hebben alleen de oudsten dat nog.